Geluidsdragers op een rijtje


Bjorn Mateijsen | 11 maart 2004

Vanuit de historie gezien zijn er reeds vele geluidsmedia geweest waar muziek op is verkocht. Het tot nu toe meest populaire, tevens oudste (en volgens sommige mensen nog steeds beste) is LP, wat niet voor niets het zwarte goud als bijnaam heeft. Als enorm populaire opvolger van dit analoge medium werd rond 1980 de Compact Disc (CD) ontwikkeld. Recentelijk zijn twee nieuwe “hoge resolutie” media ontwikkeld: DVD (onder te verdelen in DVD-Video en DVD-Audio) en SACD. Hier volgen korte beschrijvingen van iedere geluidsdrager.


LP

Vinyl is de grondstof waarmee een langspeelplaat (LP of “plaat”) wordt gemaakt. De platen zelf worden geperst, waardoor een concentrische groef ontstaat aan beide kanten. Doordat de naald van de platenspeler de ongelijkmatigheden aftast, wordt de muziek weergegeven die op de LP te vinden is. Het medium is “analoog”, wat betekent dat het geluid als een continue trilling direct is vastgelegd.


CD

De compact disc is het vervolg op vinyl en is een ‘digitaal’ medium, wat wil zeggen dat de muziek niet als trillingen in een groef, maar als getallen/data opgeslagen is. Die getallen worden als ‘putjes’ (‘bits’ genoemd) in een kunststof schijfje geperst en zijn moeilijk te beïnvloeden, waardoor ruis en tikken achterwege blijven. Groepjes van 16 van deze bits vormen getallen, die staan voor een bepaalde luidheid en frequentie. Maar liefst 44,100x per seconde wordt bij de opname naar het geluid ‘gekeken’ en wordt er een getal aan het geluid op dat moment toegewezen. Dit noemt men ‘bemonsteren’ of, op zijn Engels: ‘samplen’. De frequentie waarop dit gebeurt (bij CD dus 44,1 kHz), noemt men de ‘sampling frequentie’ (oftewel, ‘bemonsteringsfrequentie’). Bij weergave worden de putjes afgetast door een ‘laser’ en weer omgezet naar geluid. Waar bij een LP de speelduur ongeveer beperkt is tot 45-60 min, kan op CD maximaal 74 minuten aan muziek worden geplaatst. De methode van opname en weergave noemt men PCM, een afkorting voor ‘Pulse Code Modulation’.

Alle geluidsdragers op een rijtje

DVD-Video

Digital Versatile Disc (oftewel DVD) is een doorontwikkeling op CD. Het schijfje ziet er bijna hetzelfde uit, maar voor de aftasting wordt een geavanceerdere laser gebruikt, die kleinere putjes kan aftasten. De hoeveelheid data die op een DVD gezet kan worden is hierdoor groter dan bij een CD, waardoor ook beeldopslag mogelijk wordt (vandaar de naam DVD-Video). We onderscheiden de volgende typen, ieder met een eigen capaciteit:

* DVD-5: enkelzijdig en bevat 1 laag, de opslagcapiciteit is 4.7 gigabytes
* DVD-9: enkelzijdig en bevat 2 lagen, de opslagcapaciteit is 8.5 gigabytes of dubbelzijdig, met 1 laag per zijde, de opslagcapaciteit is 9.4 gigabytes
* DVD-10: dubbelzijdig, met 2 lagen per zijde, de opslagcapaciteit is 17 gigabytes

Ter vergelijking: een CD heeft een capaciteit van nog geen 0,7 gigabyte! Omdat beeld nog steeds veel ruimte inneemt en er vaak ook meerdere geluidssporen aanwezig zijn op de schijf (PCM, ‘Dolby Digital’ en ‘DTS’ zijn het populairst), past men ‘compressie’ toe: de informatie wordt op een slimmere manier opgeslagen, o.a. door informatie die men niet hoort of ziet weg te laten. DVD-Video is perfect voor de opslag van films en concertregistraties. Beeld en geluid zijn vele malen beter dan van VHS en rivaliseren met de lokale bioscoop! Het ‘Surround’, ook wel ‘multikanaals’ genoemd, waarbij het geluid niet alleen van voren, maar ook van achteren komt, zorgt ervoor dat de luisteraar meer ‘in het geluid’ zit. DVD-Video disc’s kunnen niet worden afgespeeld in een CD- of SA-CD speler, tenzij deze een DVD-Video gedeelte heeft.

 
DVD-Audio

DVD-Audio is eigenlijk het muziek-gerichte broertje van DVD-Video. Bij DVD-audio wordt gebruik gemaakt van de DVD-technologie, maar wordt het geluid in de PCM-techniek (bekend van CD) opgeslagen, maar op een hogere resolutie (dus meer bits, tot maximaal 24) en met een hogere sampling frequentie (maximaal 192 Khz). Vaak wordt voor een tweekanaals opname gebruik gemaakt van de maximale resolutie, maar ook multikanaals opnamen zijn mogelijk. Verder biedt DVD-audio ook de mogelijkheid tot additionele ‘multi media’ toepassingen, waaronder beeldfragmenten, foto’s, een interactief menu, etc. Voor complete films is echter door de hoge kwaliteit van geluid geen ruimte meer. Op een DVD-Audio is vaak wel een DVD-Video gedeelte aanwezig, waardoor de disc dus afspeelbaar is in een DVD-Video speler. Dit is echter niet altijd het geval! Pas hier dus voor op! DVD-Video discs zijn wel in alle DVD-Audio spelers af te spelen. DVD-Audio disc’s zijn niet in een CD/SA-CD-speler af te spelen, tenzij deze een DVD-Audio gedeelte heeft.


SA-CD

SA-CD is echt een nieuwe techniek en bedoeld als opvolger van de CD, maar dan zonder beeld (in tegenstelling tot DVD). Direct Stream Digital (DSD) is het geluidsformaat dat wordt gebruikt voor het opnemen van SA-CD discs. DSD gebruikt niet 16 of 24 bits, maar slechts 1-bit! De sampling frequentie is echter 2.8224 Mhz. Volgens de ontwikkelaars geeft deze techniek een betere benadering van het analoge origineel.

Een zogenaamde ‘hybride’ SA-CD bevat 2 lagen, waarbij er naast een SA-CD ook een CD laag op de disc staat, waardoor hybride SA-CD’s tevens op een normale CD-speler af te spelen zijn in PCM, dus zonder de betere geluidskwaliteit die DSD biedt!

SA-CD is een hoog resolutie medium dat net als DVD-audio niet alleen een stereo mix, maar ook een meerkanaals opname kan bevatten. De geluidskwaliteit van SA-CD en DVD-Audio zijn met elkaar vergelijkbaar.