Modificeren; deel 2


Frank Speet | 17 oktober 2000 | Fotografie Frank Speet

In dit artikel wil ik een concretere uitdieping geven van de algemene statements van het vorige artikel, wat een beschouwing was over het verschijnsel modificeren in het algemeen.

CD-spelers

Zoals ik in het vorige artikel al even aanstipte worden in de meeste cd-spelers nog altijd op-amps toegepast die eigenlijk al ruimschoots verouderd zijn. Veel voorkomende types zijn de TL 072, TL074 en in de wat betere spelers de NE5532 en NE5534. Al deze op-amps zijn al minstens 20 jaar geleden op de markt gekomen en er zijn alweer een aantal jaren opvolgers van te koop die veel beter klinken. Bekende merken in dit verband zijn Analog Devices en Burr Brown. De voorkeur voor een bepaald type is vaak een kwestie van smaak; beide merken hebben om klankmatige redenen liefhebbers.
Wat ook een duidelijke klankmatige verbetering oplevert is het verhogen van de voedingsspanning door andere stabilisatoren toe te passen. Dat moet wel kunnen in combinatie met de beschikbare voedingsspanning anders heb je in no time een dikke brom te pakken… Wat verder nog aan de voeding gedaan kan worden is het vervangen van de elco’s door exemplaren met een grotere capaciteit en parallel daaraan polypropyleen condensatoren te schakelen. Deze polypropyleencondensatoren hebben een veel beter hoogfrequentgedrag dan een elco die bij hoge tot zeer hoge frequenties gaandeweg een bijna inductief gedrag gaat vertonen en daarmee in feite zijn eigen capaciteit de nek omdraait. Een uitzondering zijn de Rubycon Black Gate elco’s die in allerlei audio toepassingen een duidelijke klankmatige verbetering opleveren. Duur zijn ze overigens wel!
Voor al deze ingrepen moet natuurlijk wel de ruimte zijn in het apparaat en de plaatsing mag de koeling van warm wordende onderdelen niet in gevaar brengen. Ook moeten de nieuwe onderdelen stevig genoeg gemonteerd worden, zodanig dat zij geen kortsluiting kunnen veroorzaken omdat ze tijdens het vervoer van het apparaat kunnen bewegen.
Erg bewerkelijk en duur, maar wel mooi is ook het verbeteren van het aardcircuit op de print. Hierbij worden de massaprintbanen op de print blank gekrabd en er wordt een massieve zilverdraad opgesoldeerd. Eigenlijk geldt het voorgaande voor praktisch elke signaalbron, dus ook voor tuners, cassettedecks, DVD, DCC, DAT- en wat er in de toekomst nog meer voor spelers/recorders aankomt.

Versterkers

Zoals de trouwe lezer(es?) van mijn artikelen weet zijn versterkers een beetje stokpaardje van mij; recentelijk heb ik mij verregaand uitgeleefd op een oude Sansui BA3000 eindversterker, maar daar wil ik een apart artikel aan wijden. Als je binnen de krijtlijnen van het ontwerp van een versterker wilt blijven, maar er klankmatig toch iets meer uit wil halen zijn er toch wel een aantal mogelijkheden. Sowieso is het de moeite waard om de voedingselco’s te parallellen met polypropyleen condensatoren om het hoogfrequentgedrag te verbeteren. Daarnaast kun je eens de afregeling van de versterker onder de loep nemen; als een versterker over voldoende koellichaamoppervlak beschikt is het soms interessant om de ruststroom iets te verhogen. Met name de klankkwaliteit bij lage volumes heeft daar baat bij. Het is dan wel van groot belang dat de versterker goed gekoeld wordt omdat hij na deze ingreep warmer wordt. Ook is het dan niet altijd meer mogelijk om de versterker met een toongenerator op een zgn dummy-load maximaal uit te sturen omdat hij dan te heet kan worden! (Een dummy-load is een (of meerdere) vermogensweerstand(en) die in plaats van de luidsprekers worden aangesloten en het vermogen van de versterker omzet in warmte. Een versterker kan op die manier m.b.v. een toongenerator in alle stilte op maximaal vermogen getest worden.) Als je echt gaat verbouwen aan een versterker is het interessant om te kijken of de toegepaste transistoren vervangen kunnen worden door mooiere types, of het instelpunt verbeterd kan worden en of de tegenkoppeling verandert kan worden. We praten dan wel over ingrepen die zeker niet zijn weggelegd voor de goedwillende amateur, met alle respect, maar de gevolgen kunnen desastreus zijn bij de minste of geringste reken- denk- of aansluitfout!!

Modificeren; deel 2

Draaitafels

Dit bij uitstek mechanische apparaat leent zich voor allerlei creatieve ingrepen die voornamelijk het verbeteren van het aftasten van de plaat tot doel hebben. Favoriet is het dempen van houten omkastingen met bitumen of andere dempingsmaterialen. Als de draaitafel is voorzien van (een) gelijkstroommotor(en) dan kan bekeken worden of de voeding verbeterd kan worden. De bekabeling kan vervangen worden door bijvoorbeeld zilverkabel en uiteraard kan er uitgebreid gëexperimenteerd worden met elementen en andere armen, als de constructie zich daarvoor leent.

Luidsprekers

Bij een luidspreker moet je je voor er gemodificeerd gaat worden altijd afvragen of het klankkarakter wel fundamenteel beantwoord aan wat je ervan verlangt. Als dat nl niet het geval is kun je modificeren tot je een ons weegt, je zult ze nooit mooi vinden klinken en dan kun je ze beter inruilen voor speakers die meer aan je smaak beantwoorden. Ook is het belangrijk uitgebreid met de plaatsing te experimenteren omdat deze van zeer grote invloed is op het geluid. Misschien trap ik hiermee een open deur in, maar ik kan hier de nodige anekdotes over vertellen…
Als je ze op zich wel mooi vindt klinken, maar je mist nog iets, dan kan modificeren een optie zijn.
Een luidspreker zet elektrische energie om in akoestische energie. Het hoorbare spectrum is te groot voor één luidspreker, althans voor kwaliteitsweergave, dus wordt er een opsplitsing van het spectrum gemaakt met behulp van een scheidingsfilter en worden vervolgens twee of meer voor een bepaald frequentiegebied gespecialiseerde luidsprekers aan het werk gezet. In de hifi wordt in de meeste gevallen het filter in de luidsprekerkast ingebouwd en wordt de luidspreker aangestuurd door één versterker. Het zgn passieve systeem. Het toegepaste filter is soms voor verbetering vatbaar. Als je binnen het bestaande ontwerp blijft kun je de bestaande componenten vervangen door exemplaren met dezelfde waarde maar van een betere kwaliteit. Als er in de ruimte bepaalde resonanties optreden dan kun je (als je niet de ruimte akoestisch wilt aanpassen) d.m.v. wijzigingen in het filter de luidspreker iets zachter laten klinken op die hinderlijke frequentie(s). Het handigste gaat dit door met een toongenerator of een test CD deze frequenties op te zoeken en de aanpassingen in het filter te berekenen. De trial & error methode is hier niet echt voor geschikt. Bedenk wel dat de fabrikant de luidsprekers meestal in een dode ruimte (een 100% gedempte ruimte zonder reflecties) test met een spectrumanalizer. De fabrikant zal er meestal naar streven om een zo “recht” mogelijke weergavekarakteristiek te realiseren onder deze omstandigheden. In de akoestiek van de “gemiddelde” huiskamer kan de karakteristiek echter totaal anders zijn. Daarom is het ook van belang om luidsprekers thuis te kunnen proberen, omdat de akoestiek van de demoruimte in de winkel al volkomen anders is dan die van je eigen huiskamer.
Als de luidsprekers al een tijdje in bezit zijn kan het voorkomen dat een luidsprekerfabrikant een nieuwe versie uitbrengt van een of meerdere van de units. Als de luidspreker in principe goed bevalt dan is het de moeite waard om het upgraden naar deze vernieuwde units te overwegen.

Kortom

Aansluitend op wat ik in mijn vorige artikel al gezegd heb is modificeren in veel gevallen de moeite waard, maar vereist beslist een zekere deskundigheid en moet zeker niet in het wilde weg gebeuren.

Veel luisterplezier!