Muziekfreak op zelfgemaakte schoenen


Paul Geerts | 09 augustus 2010 | Fotografie Jiri Büller

Niet alleen de Nederlandse, maar ook de Duitse pers zet schoenontwerper Floris van Bommel neer als een rockster. Het doet hem wel wat, want zijn passie voor muziek maakt hem tot wat hij is. Maar zijn missie is een andere. "Als je vrij van geest bent, kun je rare ideeën kwijt."

Floris likes to think he’s a rockstar. Zelden zo gelachen om een zin in een advertentie. De reclameboodschap verscheen afgelopen lente in verschillende tijdschriften bedoeld om de nieuwe voorjaarscollectie van Floris van Bommel-schoenen te promoten. Zelf vervult de naamgever in de campagne een hoofdrol.
In zijn zwarte outfit en met zijn ongeschoren kinnebak heeft hij wel iets van een rockmuzikant. Een stille droom? Nee, benadrukt Van Bommel. Ook al verwijst de advertentie direct naar zijn MySpace waarop vier songs van zijn band DianeTyras staan, eveneens opgenomen voor reclamecampagnes. Het grungy geluid klinkt ongepolijst, een beetje als Alice in Chains, maar dan nog gruiziger.

Op diezelfde MySpace is ook een akoestische versie te vinden van Hurt, de song van Nine Inch Nails die zo prettig gecoverd is door Johnny Cash. De uitvoering van de schoenontwerper mag er zijn. Charmant kijkt hij de camera in. De diepe klanken die uit zijn keel rollen klinken oprecht, alsof Van Bommel de in het nummer bezongen pijn daadwerkelijk voelt. Zelf doet hij er een beetje lacherig over. "Ik vind het leuk om muziek te maken, maar ik wil er niet echt iets mee. Ik hoef niet zo nodig de wereld rond, daar word je volgens mij alleen maar ongelukkig van."

Een fabriekspand aan de rand van Moergestel. Ook al staat het er sinds de jaren vijftig, wie het Brabantse dorp doorkruist zou er zo aan voorbijrijden. Het pand oogt verouderd, ziet er onder de grijze wolkenlucht zelfs enigszins troosteloos uit. Toch is het een thuisbasis met een fikse portie historie. De geschiedenis van Schoenfabriek Wed. J.P.  van Bommel, zoals het bedrijf officieel heet, gaat terug tot de achttiende eeuw. Grondlegger is Reynier van Bommel die al in het jaar van oprichting 1734 in Breda actief is als schoen- en laarzenmaker. In 1795 strijkt het bedrijf neer in Moergestel, waar het onder een gunstig gesternte groot groeit.

Een klein wonder

Maar dat schoenfabriek Van Bommel nog altijd bestaat, mag een bescheiden wonder heten. Omdat Italiaanse bedrijven de markt overspoelden met goedkope en modieuze schoenen hadden Nederlandse schoenfabrikanten het in de jaren zestig zwaar te halen. Telde ons land begin jaren zestig nog 227 fabrikanten, nu resteert hooguit een handjevol.

Wat de kracht van het bedrijf is? Het is een vraag waar Floris van Bommel even over moet nadenken. "Dat de fabriek nog bestaat, komt vooral doordat op belangrijke momenten de juiste beslissingen zijn genomen", concludeert hij vervolgens. De recente geschiedenis hangt vooral aan zijn vader Frans, een telg van de achtste generatie in lijn die zich net in de moeilijke jaren aan de fabriekspoort meldde. Een schoenenman in hart en nieren, maar het was vooral de commerciële kant van het verhaal die hem prikkelde.

"Mijn vader is begonnen met marketing en hij heeft ervoor gekozen om verschillende lijnen te lanceren. Terwijl veel bedrijven de concurrentie vooral op prijs probeerden aan te gaan, is Van Bommel vast blijven houden aan kwaliteit. De schoenen worden nog altijd met de hand gemaakt." Daarin schuilt het voornaamste verschil met schoeisel uit Italië. “Mijn opa zei al dat een schoen in Italië gemaakt wordt in de finish, hier maken we een schoen in de productie.” Dus ziet niet alleen het uiterlijk er volgens Van Bommel gelikt uit, maar is de totale kwaliteit beter.

Het gemak waarmee de jonge zakenman over het bedrijf praat is opvallend. Samen met zijn broer Reynier (35) die inmiddels commercieel directeur is, zwaait hij de scepter over de schoenenfabriek. Van Bommel doet dat weliswaar op afstand, want hij ambieert geen leiderspositie. “Ik hoef niet zonodig directeur te zijn”, benadrukt hij. “Je kunt net zo lang promoveren totdat je op een plaats zit waar je helemaal ongelukkig wordt. Dat wil ik niet.”

Zijn betrokkenheid is er niet minder om. Van Bommel verontschuldigt zich voor de verouderde kantoorruimte waarin we plaatsnemen. Gelijk heeft hij, want het verhoudt zich niet tot de eigentijdse schoenencollectie die jaarlijks op de markt verschijnt. Maar het probleem is van tijdelijke aard, want de plannen voor een nieuw kantoor liggen op de plank. Van Bommel kan niet wachten tot het moment dat hij zijn kantoor zonder direct daglicht kan inruilen voor een eigentijdse werkplek die beter past bij de collectie.

Deze bestaat onder meer uit een lijn die onder zijn naam op de markt verschijnt. In vergelijking met de Van Bommel-collectie is die wat modieuzer, sportiever. En gedurfder. Geregeld probeert hij de grenzen op te zoeken van wat wel en wat niet kan. “Ik wil zo los mogelijk met het ontwerpen omgaan. Dat is een uitdaging. Als je vrij van geest bent, kun je rare ideeën kwijt.” Zijn vader gaf hem daartoe de ruimte. “Ik wist nooit wat ik wilde worden, ik wist wel dat ik creatief was. Natuurlijk heb ik een vliegende start gemaakt, maar ik kan er wel mijn ei in kwijt.”

Dat was een kleine tien jaar geleden nog maar de vraag. Van Bommel gaf zichzelf vijf jaar om een passende plaats binnen het bedrijf te vinden. Als onwetende leerling toog hij naar Londen, Parijs, Milaan en München waar hij onder meer leerde ontwerpen, stikken en leerlooien. Na vijf jaar constateerde Van Bommel dat het vak hem lag, dat hij niet snel ergens anders dergelijke mogelijkheden zou krijgen. “Ik ben er altijd bang voor dat ik kansen misloop, dat ik dingen niet geprobeerd heb. Dat knaagt aan me. Aan de andere kant ben ik lui. Soms moet ik mezelf onder de kont trappen, juist omdat ik bang ben dingen te missen.”

 

Passie voor muziek

Daar komt ook zijn passie voor muziek weer om de hoek kijken. Én zijn pogingen om die met zijn werk te verweven. Als een gulzige koe graast hij in het ruime aanbod. Die passie dateert van zijn middelbare schooltijd, toen Van Bommel plompverloren een koptelefoon op zijn hoofd gedrukt kreeg. De metalklanken die hij hoorde, spraken hem direct aan. Inmiddels is zijn smaak in de breedte uitgegroeid. “Ik hou van metal, maar ook van singer-songwriters. Our Lady Peace is één van mijn favoriete bands. Aan de andere kant luister ik ook naar Jay Brannan, een Amerikaanse singer-songwriter die net een cd uitheeft. Zolang het maar geen kauwgompop is en er mensen achter zitten die er met hart en ziel mee bezig zijn. Als het te gepolijst is, kan ik het wel leuk vinden, maar ben ik er ook zo op uitgekeken.”

Hoewel hij zichzelf niet bestempeld als hifi-freak, hecht Van Bommel aan een goede geluidsweergave. Al is dat pas sinds kort. Zijn gitaar (een Fender Squire) sloot hij bijvoorbeeld lange tijd gewoon aan op zijn installatie. De ouderwetse buizenversterker waarover hij nu speelt, een Marshall Modefour, is wat dat betreft een heuse vooruitgang. “Het gaat me niet zozeer om de geluidskwaliteit, maar om de sfeer van de muziek.” Dat Van Bommel tegenwoordig speakers van Piega op zijn muziekinstallatie heeft aangesloten, is eigenlijk ook een kwestie van toeval. “Toen ik nieuwe speakers ging kopen, heb ik een hele serie beluisterd. Ik hoorde direct het kwaliteitsverschil. Dan ben ik niet te flauw.” Het muzieksysteem is van Sonos, een apparaat dat in verbinding staat met zijn harde schijf. Cd’s luistert Van Bommel nauwelijks nog, al kleven daar ook nadelen aan. “Op de harde schijf staat alles op alfabetische volgorde, terwijl ik mijn cd’s op genre rangschikte. Als ik dan zin had in bijvoorbeeld metal, wist ik precies waar ik moest zoeken.”

Los van de muziekbeleving in zijn woonkamer, is hij een fervent concertbezoeker. “Ik vind het sexy om zoveel mogelijk concertzalen van binnen te zien.” Daaraan besteedt Van Bommel een deel van zijn vakanties. Hij bestudeert de concertagenda’s van zijn favoriete bands en kiest er de meest aantrekkelijke locatie uit. Eind juli leidde de reis naar Dallas, waar Van Bommel het Mayhem Festival bezocht met bands als Slipknot, Disturbed, Machine Head en Walls Of Jericho. “Fantastisch om tussen al die Amerikanen te staan.” Het is een van de voordelen van zijn werk. Het stelt hem in staat om de meest uiteenlopende plekken te bezoeken. Niet zonder trots haalt hij een stapel Duitse tijdschriften en kranten tevoorschijn waarin interviews en artikelen over Van Bommel staan. “Dat zijn jachttrofeeën”, zegt hij glunderend. Naast België en Nederland is Duitsland een van de landen waar het bedrijf zich op richt. “We hebben ooit verkocht in heel de wereld, maar overal een klein hoopje. Je kunt je beter op een beperkt aantal landen concentreren en het daar goed doen”, vertaalt hij de bedrijfsfilosofie.

Het continueren van de collectie en nog meer voet aan de grond krijgen. Daar ligt komende jaren de uitdaging voor Van Bommel. Dromen? Ja, die heeft hij wel. “Maar die ga ik jou niet vertellen, daar zijn het dromen voor.”