Review NAD D 3020 wereldprimeur


Eric van Spelde | 02 september 2013 | NAD

In 1978 introduceerde NAD de revolutionaire 3020 geïntegreerde versterker, één van de meest gewaardeerde en best verkochte versterkers ooit, Op High End München in mei 2013 vierde het merk zijn veertigste verjaardag, en toonde er trots de moderne opvolger: de D 3020.

THIS REVIEW IN ENGLISH? CLICK HERE

HiFi.nl is minstens zo trots, want we mochten er als eersten mee spelen. Bij dezen de wereldprimeur van de jongste digitale versterker van NAD; "Wat dit kastje presteert, moet eigenlijk niet mogen kunnen voor vijfhonderd euro."

Het lijkt een schoolvoorbeeld van hoe je een hifisysteem niet samenstelt: een hoogwaardige digitale bron, een draaitafelcombinatie met een topklasse MC-element dat zijn signaal afgeeft aan een goede step-up trafo, en een tot het uiterste gekietelde buizenphonotrap, een paar hoornluidsprekers ter waarde van een goed uitgeruste kleine auto, er tussenin als cruciale schakel in de keten… Ja, wat eigenlijk? Een rechtopstaand desktop versterkertje van ongeveer acht centimeter breed en twintig centimeter diep en hoog, met een gewicht dat aan de ruime kant geschat een kilo of twee bedraagt. Maar: het klinkt evengoed geweldig. De NAD D 3020 breekt met wetmatigheden in de hifiwereld. Net als zijn illustere voorganger (zonder ‘D’, maar met phonotrap) dat in 1978 deed.

Wat is de D 3020 precies? De fabrikant houdt het op een ‘hybride digitale versterker’. Hybride in die zin dat het geen volledig digitale versterker is waarbij een eventueel analoog ingangssignaal eerst wordt omgezet in nullen en enen, en alle normale functies van een voorversterker zich in het digitale domein bevinden (zoals bij de duurdere digitale versterkers van NAD, Devialet et cetera), maar een combinatie van een digitaal/analoog converter met een klasse D eindtrap. Die laatste is trouwens een ontwerp van het Nederlandse Hypex. De eindtrappen zijn discreet opgebouwd en zijn volgens de fabrikant totaal ongevoelig voor veranderingen in de luidsprekerimpedantie. Anders gezegd: het geluid verandert niet met de impedantie van de luidspreker die door de versterker wordt ‘aangedreven’, en de versterker schrikt niet terug voor zeer lage impedanties.

De presentatie op High End München 2013

Ook de uitgangsimpedantie is laag en gelijkmatig over het gehele frequentiebereik. De voedingsschakeling beschikt over de laatste evolutie van NAD’s ‘PowerDrive’, een circuit dat de uitgangsspanning van de voeding controleert op basis van de actuele belasting. Voor korte pieken kunnen zeer hoge voltages worden geleverd zonder dat het apparaat ‘in de (thermische) beveiliging schiet’. NAD claimt dan ook dat ondanks het op papier lage uitgangsvermogen van 2 x 30 Watt, de D 3020 ook ‘moeilijke’ luidsprekers met gemak aanstuurt.

In het ‘voortraject’ maakt NAD gebruik van een 24 bits/196 KHz, achtkanaals D/A-converter waarvan de output vervolgens naar twee kanalen wordt gemixt. Dit zou resulteren in een hogere resolutie. Digitale inputs zijn er ook: we tellen één USB-, één coaxiale en twee optische aansluitingen (waarvan één mini-jack te gebruiken als extra optische ingang, of gewone stereo ingang analoog), plus de mogelijkheid draadloos te streamen vanaf je smartphone of tablet via Bluetooth. De USB-input werkt in asynchrone modus: vanaf de NAD-website kun je een asynchrone ‘driver’ voor je computer of laptop downloaden, waarmee je vanaf zulke platforms die – tenzij ze specifiek voor audiodoeleinden zijn geconfigureerd door iemand die weet wat hij doet – eigenlijk altijd een minder stabiel gedrag vertonen dan gewenst, de onvermijdelijke jitter zoveel mogelijk beperkt. En gelukkig voor mensen zoals ondergetekende is er ook nog één analoge input.

Aan de slag

Gewapend met de bovenstaande, globale technische informatie groeit de nieuwsgierigheid wat dit kleine, lichte kastje zoal aan muzikale kwaliteiten te bieden heeft. Want zowel qua vormgeving als formaat lijkt het te spotten met alle wetten die voor hifiversterkers schijnen te gelden – wat, geen dikke ringkerntrafo’s? Sterker nog, een geschakelde voeding? Geen bijzondere apparaatvoetjes? Een ‘Mickey Mouse’ netentree in in plaats van een solide IEC-aansluiting of tenminste een ‘scheerapparaatstekker’? Niks verguld? Dat kan toch niks zijn...

Omdat het apparaatje makkelijk mee te nemen is, brengen we hem eerst maar eens naar het soort omgeving waar hij redelijkerwijs terecht zou kunnen komen. Een Marantz DV-6200 DVD-speler is qua audio snel met de D 3020 verbonden via de coaxiale digitale uitgang (en fungeert dus louter als loopwerk) en aan de luidsprekerklemmen hangt een paar Dali Ikon 5 Mk 2 luidsprekers. Die vertonen een redelijk gelijkmatig impedantieverloop bij een vrij middelmatig rendement (87 dB/W/m volgens opgave van de fabrikant) en hoewel ze het eigenlijk op iedere versterker ‘leuk’ doen, kunnen ze een partner die qua stroomleverantie wat steviger in zijn schoenen staat best waarderen.

De ‘klik’ met de Dali’s was er, koud uit de doos, eigenlijk direct. Het toverdoosje brengt leven, kleur en ‘body’ in de muziekweergave zoals we die met deze luidsprekers, ook in combinatie met versterkers uit een veel hogere prijsklasse, eigenlijk nog niet gehoord hebben. De laagweergave is strak en loopt ver door, stemmen en instrumenten staan veel meer ‘tastbaar’ in de ruimte dan voorheen en alles valt gewoon moeiteloos op zijn plaats. De DAC en aansluitende versterkertrappen laten de verfijning die de Dali’s in het midden en hoog bieden volledig tot zijn recht komen, en geven de weergave tegelijkertijd een volbloedig en dynamisch karakter waardoor je niet het gevoel hebt naar relatief kleine vloerstaande luidsprekers te luisteren. Alles bij elkaar behoorlijk indrukwekkend.

Gesterkt (of overmoedig?) door deze ervaring wordt het kastje thuis met de 47 Labs 4708 OTA kabel aan mijn Avantgarde Duo’s (met een upgrade van het wisselfilter in de vorm van Sprague papier-in-olie condensatoren met een teflon ‘bypass’ en Tritec luchtspoelen) verbonden. Het CEC cd-loopwerk geeft zijn digitale uitgangssignaal via de Audio Note AN-V coaxiale kabel niet meer door aan een Audio Note DAC 3.1x met De Jong Systems-upgrade, maar wordt direct aan de D3020 gekoppeld. Aan de analoge ingang komt een phonoketen die op zich qua verhouding tussen de prijs van de diverse bestanddelen al net zo min ‘uitgewogen’ is te noemen als de verhouding tussen versterker en luidsprekers.

Klikbaar voor groter formaat

Een peperduur (en erg goed) Brinkmann EMT ti-element zit in de Pro-Ject Carbon toonarm van een Music Hall MMF 9.1 draaitafel. De step-up trafo is een ouder exemplaar van Audio Innovations en de phonotrap is een zwaar gemodificeerde Audio Note M1 RIAA met onder andere een ‘choke-loaded’ voeding. Dit kan eigenlijk niet goed gaan. Een element dat bijna anderhalf keer zoveel kost als de draaitafel inclusief arm, een cd-lezer van topklasse en een ‘desktopversterkertje’ van 500 euro inclusief ingebouwde DAC op een paar luidsprekers dat ruim dertig keer zoveel kost.

Een toehoorder merkte op dat hij geen moment het gevoel had dat hij naar een verzameling audiocomponenten zat te luisteren, zo overtuigend was de ‘performance’ van het geheel.

Het gaat dus wél goed. Erg goed zelfs. Een toehoorder merkte op dat hij geen moment het gevoel had dat hij naar een verzameling audiocomponenten zat te luisteren, zo overtuigend was de ‘performance’ van het geheel. Het vermogen dat de Avantgardes bezitten om een bijna ongekende grootsheid, directheid en dynamiek te koppelen aan intimiteit en betrokkenheid bleef volledig overeind. Plaat na plaat, cd na cd wordt ten gehore gebracht, tussendoor klooien we nog wat met verschillende interlinks en netkabels, waarbij de verschillen telkens goed te duiden zijn. Wat vooral opvalt is dat de weergave – net als bij een aantal andere, kostbaardere ontwerpen op basis van klasse D-technologie van onder andere Pink Faun en Van de Leur Audio die ik recentelijk op dezelfde plaats heb mogen beluisteren – helemaal vrij is van de artefacten die conventionele versterkers op basis van klasse AB-schakelingen (zowel met transistoren als buizen) op een dergelijke installatie altijd als zodanig verraden. Waarschijnlijk door het eenvoudige ontwerp met korte, directe signaalwegen is de muziekweergave heel direct, natuurlijk, schoon en snel.

Conclusie

Het lijkt er op dat de klasse-D technologie in de afgelopen paar jaar grote sprongen heeft gemaakt en nu het bestaansrecht van conventionele versterkerschakelingen ernstig dreigt te gaan ondermijnen. In mijn eigen installatie kunnen alleen single-ended, non-feedback versterkers – met buizen, J-FETs of wat dan ook – nog een flinke stap verder gaan qua weergave van dynamische en timbrale contrasten, qua ‘body’ en uitdrukkingskracht van stemmen en instrumenten in het middengebied, qua weergave van heel kleine signalen die een opname pas echt tot leven brengen – maar met zulke versterkers breng je het gros van de luidsprekers weer niet overtuigend in beweging en lever je aan de uiteinden van het frequentiespectrum in meerdere of mindere mate in.

Betekent dit alles dat we de dikke bolides onder de versterkers dan maar gewoon moeten vergeten, en in hun plaats een D 3020 aan om het even welke topklasse luidspreker moeten koppelen? Dat gaat me een paar bruggen te ver. De Avantgardes zijn met hun zeer hoge rendement, uiterst eenvoudige wisselfiters (alleen een tweede-orde filter voor het hoog, that’s it) en actieve basmodules natuurlijk een geval apart en naar verluidt ‘kan’ een D 3020 best met pakweg een Dali uit de Epicon-serie aan de slag, maar hoor je in dat geval wél een duidelijk verschil met bijvoorbeeld een tien maal duurdere M2 uit eigen huis.

Maar toch…de D 3020 heeft in ‘mijn’ configuratie dingen laten horen waarvan je denkt ‘dat kan helemaal niet met een apparaat van vijfhonderd euro, het speelt vér boven het niveau dat bij die prijsklasse hoort...' Wie zegt dat er niet nog veel meer combinaties te maken zijn waarin het apparaat iets vergelijkbaars doet? Namelijk optimaal gebruikmaken van de geniaal simpele en directe technische opzet van het versterkertje. Goede breedbanders misschien, of afgeleiden daarvan à la Zu Audio, of eenvoudige, ‘snelle’ tweewegsystemen met minimale, goed ontworpen wisselfilters. Maar ook de Dali’s die dit geen van allen zijn, stegen met de D 3020 in bepaalde opzichten boven zichzelf uit.

Nu is de combinatie Dali-NAD natuurlijk niet direct een ‘onverwachte ontdekking’, maar eerlijk gezegd had ik de twee samen binnen hun prijsklasse nog niet op dit niveau horen musiceren. Het lijkt erop dat experimenteren loont. Ga er vooral niet vanuit dat je met een paar speakers van zeg maar vierhonderd euro wel zo’n beetje het beste uit de D 3020 haalt en dat de volgende upgrade dan de voor versterker zou moeten gelden. Probeer in plaats daarvan eens hoe het werkt met die weergever waarvan je altijd hebt gedroomd en die nu tweedehands binnen je bereik ligt. Je zou wel eens heel prettig verrast kunnen worden. Net als zijn illustere voorganger heeft dat lieve, kleine, bijna lifestyle-achtige NAD-kastje de potentie om alle regels overboord te gooien. Ik ben heel benieuwd hoe de D 3020 het in ‘de markt’ gaat doen.

HiFi.nl plus- en minpunten

+ Compact kastje dat overal een plaatsje vindt
+ Draadloos muziek streamen via Bluetooth
+ Coaxiale, optische en USB-ingangen
+ Kan heel veel luidsprekers, ook ‘moeilijkere’, aan
+ Muzikale kwaliteiten die héél ver boven de prijsklasse uitstijgen! 

- Slechts één analoge ingang (maar wat wil je voor dit geld?)
- Bediening op apparaat (tastgevoelige oppervlakken, volumeknop) vergt enige gewenning (maar de afstandbediening is de eenvoud zelf)

NAD D 3020: € 499,-
Meer informatie via importeur AND Benelux

Kijk ook eens op de NAD Special