Digitalisering van de cinema


Jan Luijsterburg | 21 maart 2011 | NEC

Reproductie van beeld en geluid lijkt al lang onderdeel van het digitale domein. Een kleine opleving van vinyl ten spijt, maken CD, DVD en geheugenkaart al decennia de dienst uit, om ondertussen weer plaats te maken voor downloaden en streaming. Het fenomeen ‘fotorolletje’ is nog slechts nostalgie. Een plaats waar de digitale revolutie tot voor kort nagenoeg volledig aan voorbij leek te razen, is de bioscoop. Nadrukkelijk ‘tot voor kort’, want het snorrende geluid van de 35mm projector zal binnen twee jaar nauwelijks nog live te beluisteren zijn in bioscopen of filmhuizen. 

De techniek van de filmprojectie is in de loop van ruim een eeuw niet wezenlijk veranderd. Een aan beide zijden geperforeerde strook dia’s wordt op mechanische manier getransporteerd door een apparaat dat ieder plaatje kort belicht, zodat het via een lens op een doek geprojecteerd wordt. De optische geluidssporen die naast het beeld meelopen zijn de laatste jaren uitgebreid met digitale soortgenoten, maar het principe van de toverlantaarn bleef hetzelfde. Een bioscoopfilm bestaat uit meestal 5 tot 7 filmspoelen van elk ongeveer 20 minuten, bezorgd in een grote kist. Al die aktes worden achter elkaar gemonteerd tot een grote rol, zodat de film zonder onderbreking vertoond kan worden. Een flinke klus. De aktewisseling is altijd te herkennen aan een bolletje rechtsboven in beeld. Vaak is de beeldkwaliteit rond die momenten slecht, omdat deze delen van de film het meest aangeraakt worden en met vuil in contact komen. 


Avatar, de film waardoor 3D in de bioscoop een vlucht nam.

Naast kwetsbaar – iedereen kent wel de vervelende verticale kabels en andere ongerechtigheden die het kijkplezier vergallen – en bewerkelijk, is het ook een erg prijzig medium. De kostprijs van een filmkopie bedraagt rond de 1000 euro, terwijl de kosten van digitale reproductie minimaal zijn. Als een film onverwacht veel succes blijkt te hebben is het technisch lastig om snel extra analoge kopieën beschikbaar te krijgen. Digitaal is een kopietje zo gemaakt en wordt de flexibiliteit niet door de techniek ingeperkt. Er valt kortom veel te verdienen aan een goed alternatief voor 35mm films, zowel voor de maatschappijen die ze distribueren, als voor de filmvertoners en de consument. 

Mogelijkheden om kwalitatief goede digitale filmprojectie te verzorgen zijn al geruime tijd beschikbaar. De filmindustrie is het zelfs al jaren eens over technische standaarden, beschreven in de DCI (Digital Cinema Initiative) norm. Het op compressie gerichte MPEG2 formaat is vervangen door het nieuwe JPEG-2000, en er wordt uitgegaan van een schermresolutie van 2048 pixels in de breedte (‘2K’). Dat is vier keer het aantal pixels van het HD formaat op blu-ray schijfjes (zowel in de lengte als in de breedte twee keer zo veel). In de projectieapparatuur zijn er twee systemen, van Texas Instruments (met Barco, NEC en Christie als belangrijkste fabrikanten) en Sony. Die laatste kan al ‘4K’ resolutie aan. In Nederland hebben we al jaren een aantal filmhuizen die op 1,2K Panasonic projectoren kleinschalige films (voornamelijk documentaires) vertonen, maar dat formaat gaat verdwijnen.

3D

Doodsbenauwd als producenten zijn voor het ‘lekken’ van nieuwe films op internet, was het essentieel de beveiliging perfect te regelen. Vertoning van een film via een digitale projector is pas mogelijk als er eerst een wachtwoord (‘sleutel’) ingevoerd is. Deze heeft een beperkte geldigheidsduur en is uniek voor de specifieke projector. 

Dat er in Nederland al in ongeveer een derde van de ongeveer 750 filmzalen digitaal geprojecteerd wordt, is voor een groot deel te danken aan het fenomeen 3D. Het succes van de film Avatar veroorzaakte een aardverschuiving, want zonder digitale projector geen 3D. Vaak hebben bioscopen met meerdere zalen slechts in één of enkele van de zalen – meestal de grootste – de apparatuur vervangen, wat de mogelijkheden met films te schuiven beperkt. Waar het gebruikelijk was dat een film na een drukke periode verhuist naar een kleinere zaal  is dat nu door de apparatuur vaak niet mogelijk. Digitale cinema vergroot de mogelijkheden tot flexibel programmeren, maar pas als alle zalen digitaal zijn. Met de al duidelijk merkbare afname van het aantal analoge kopieën dat beschikbaar gesteld wordt, is het voor veel bioscopen lastig om vertoningen in te delen zoals ze dat zouden willen.  

Redenen te over dus om zo snel mogelijk met zijn allen over te stappen naar digitaal, zou je zeggen. Het is uiteindelijk goedkoper, veel gemakkelijker en de kwaliteit van de vertoningen gaat er bepaald niet op achteruit. Probleem is dat het vervangen van de huidige analoge apparatuur door nieuwe projectoren en servers een enorme en erg kostbare operatie is. De echte voordelen worden pas behaald als de gehele sector binnen een zo kort mogelijke periode overstapt en er geen analoge films meer gemaakt hoeven te worden. Dat is een belang van de hele sector, maar vooral toch van de filmdistributeurs. 

Zonder maatregelen zou het vele jaren duren voor alle kleine vertoners zo ver zijn dat hun apparatuur vervangen is. Haast per definitie ontbreekt het niet-commerciële vertoners aan middelen en gemeentes hebben hun budgetten voor cultuur al danig ingeperkt. Iedere film zowel digitaal als in voldoende analoge kopieën uitbrengen zou een logistieke nachtmerrie betekenen voor distributeurs en voor de vele bioscopen die nog twee systemen naast elkaar voeren. 

 

 

Om er voor te zorgen dat alle bestaande doeken binnen een korte periode omgezet kunnen worden hebben vertoners en filmdistributeurs de handen ineen geslagen in het project Cinema Digitaal. Alle filmvertoners krijgen eenmalig de kans hun apparatuur op een financieel aantrekkelijke manier te vervangen. Er wordt meebetaald door de filmdistributeurs en door de overheid. Voor het door de vertoners zelf te betalen deel van de kosten is een gunstige afbetalingsregeling gecreëerd, die weinig afwijkt van de afschrijving van conventionele apparatuur. Het plan liep vertraging op door de politieke ontwikkelingen van afgelopen jaar, maar in november 2010 kwam er uiteindelijk groen licht uit Den Haag. Bioscopen die zelf al tot aanschaf van nieuwe apparatuur waren overgegaan, kunnen met terugwerkende kracht meedoen. 

Cinema Digitaal

Uitgangspunt was het in vergelijking met omringende landen toch al lage aantal doeken niet te verkleinen. Juist voor kleine filmhuizen moest het mogelijk zijn om mee te doen, mits aan technische en organisatorische randvoorwaarden voldaan werd. Voor incidentele vertoners waarvoor dat niet geldt is er de informele status van ‘filmclub’. Iedereen kan met eigen consumentenapparatuur films via Blu-ray en een beamer vertonen, waarbij de afdracht eenvoudig geregeld wordt via www.filmservice.nl. Daarbij loopt men natuurlijk wat achter op de ‘d-cinema’ vertoners, maar dat is nu ook het geval. 

Cinema Digitaal start binnenkort aan een grote tournee door het land, waarbij na de benodigde voorbereidingen overal de voor de vertoner meest geschikte digitale projectieapparatuur geplaatst gaat worden. Verwachting is dat eind 2012 alle zalen voorzien zullen zijn van digitale projectoren en servers. Uitbreidingen voor 3D en theater management systemen, die het onder meer mogelijk maken om apparatuur van op afstand te bedienen, zijn optioneel maar voor rekening van de vertoner. Op de uitgebreide Cineserver website is precies te vinden welke filmzalen in Nederland al gedigitaliseerd zijn.  

Interessant wordt hoe de vertoners in de komende jaren gebruik gaan maken van de extra mogelijkheden die hun nieuw verworven apparatuur biedt. Naast bioscoopfilms kun je er namelijk ook andere beelden mee vertonen. Populair is al het vertonen van voorstellingen vanuit beroemde operahuizen. Beeld en geluidskwaliteit in een goed uitgeruste bioscoopzaal benaderen de live-ervaring en voegen er nog de filmische mogelijkheden van bijvoorbeeld close ups aan toe. Voetbal lijkt nog meer het domein van café of marktplein, maar satellietverbindingen maken de mogelijkheden schier eindeloos. Ook valt nog te bezien in hoeverre oudere films op digitaal formaat beschikbaar gaan komen. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als klassiekers in goed gerestaureerde vorm niet alleen via DVD maar ook in optimale kwaliteit in filmzalen gezien kunnen blijven worden. Aan mogelijkheden in ieder geval geen gebrek. Het wordt spannend in de bioscoop en filmtheaters.