Rhapsody goes Analog


Ruud Jonker | 07 oktober 2015 | Fotografie Ruud Jonker

Was toch even kwijt hoe goed analoog eigenlijk is’. Aldus Harry van Dalen in woorden van ongeveer gelijke strekking. Als kind van een generatie die opgegroeid is met platen en tapes, schoof hij, zoals zovelen, ongemerkt het digitale tijdperk in. Mede door toenmalige opname-activiteiten voor Turtle Records en een langdurige relatie met de compact disc in de bekende audiozaak, wordt digitaal snel onderdeel van je wereldbeeld. Die sluipende normvervaging wordt keihard onderuit gehaald door een nieuwe confrontatie met analoog. Reden voor Rhapsody om een aantal shows en een opnamesessie te plannen in het kader van analoog.

Analoog volgt een merkwaardige lifecycle. Na rond het jaar 1982 zo ongeveer bij het technologisch afval van de mensheid te zijn geplaatst, was er een groep muziekliefhebbers die bleef geloven in de goede oude grammofoonplaat en deze bleef koesteren tegen de publieke opinie in. Daarom ging je in die tijd met een donkere zonnebril over straat, met stapels tweedehands platen gecamoufleerd in een tas van de supermarkt, zoals in de tijd van de schuilkerken. Het ‘ritueel’, dat door ijverige marketeers als onhandig en bewerkelijk werd gekwalificeerd, speelde zich natuurlijk in het geniep af. In ieder geval uit de buurt van de generaties die, badend in het gebruiksgemak, de ene na de andere zilveren schijf in de CDP-101 schoven, of de concurrerende Philips-speler (CD100) en geringschattend neerkeken op die vinyladepten, die er natuurlijk niets van begrepen. Die opmars van de cd ging aanvankelijk traag. Een speler kostte ruim 2500 gulden en voor de eerste schijfjes moest je gemiddeld 50 gulden aftikken. Liefhebbers die ‘al’ hun platen door de cd hebben vervangen en weggedaan, zijn berooid en gedesillusioneerd geëindigd. Met dank aan deze groep hebben anderen enorme collecties kostbaar vinyl op kunnen bouwen voor een gulden per kilo. Vinyl bleef leven, zij het ondergronds. Dankzij echte audiofielen uit het verre oosten en later door de opkomende DJ-beweging. Ook bleven er studio’s die volledig analoog produceerden. Vervolgens gebeurden er veel dingen tegelijk. Artiesten die hernieuwd op vinyl uitbrengen, de status van vinyl als zijnde een chique en onderscheidend medium, de belangstelling van de jeugd voor hoe het origineel heeft geklonken en het terugleggen van de focus op het belang van de bron door de introductie van de Linn-platenspeler (1972), die later werd overclassed door democratische producten van Rega en Pro-Ject.

Aan het einde van de jaren tachtig kwam de tweede golf van massaal geproduceerde spelers met een sterk eyecatchers-gehalte en vaak obscene prijskaartjes. Dat ontaardde aan de top in producten van Walker, Pluto Audio, Continuum Audio Labs en recentelijk TechDAS. Allemaal schoonheden van mechanische topkwaliteit, met een focus op gelijkloop en absolute stilte, maar soms met een discutabele méérwaarde vanuit het geluidsmatige perspectief. Maar, dit soort producten doen analoog leven en zijn bij uitstek geschikt als marketinginstrumenten. Zelfs niet-muziekliefhebbers werden geshockeerd door de nieuwe Goldmund Reference II (2007) en de indertijd uitzinnige Transrotor Quintessence (1986). De originele Goldmund Reference kwam in 1983. Tijdens het keerpunt in de markt van analoog naar digitaal kwam het Zwitserse bedrijf met ‘s werelds meest stofopwaaiende en opvallende draaitafel en hield daarmee de belangstelling voor analoog levendig. Ook de bekende Reference Hydraulic Transcription draaitafel uit de film Clockwork Orange (Kubrick), waar Alex zijn Beethoven tracks op draaide, droeg bij aan de beeldvorming, hoewel deze film al uit 1972 stamt. De(ze) draaitafel kreeg daarmee ook de status van cultobject. Maar al die showpieces zijn natuurlijk dankbaar voer voor de publieksbladen en bleven de aandacht vestigen op de grammofoonplaat. Bij Stereophile is het nog steeds collega Fremer die de belangstelling voor analoog al die jaren levend heeft gehouden. Synchroon is daar de hernieuwde belangstelling voor de klassieke professionele platenspelers, omdat veel muziekliefhebbers daar massaal de toegevoegde waarde van herkennen. Vaak letterlijk in containers gedumpt, toen omroepen overschakelden naar digitaal, maar daarna glorieus in ere hersteld. Ze werden aanvankelijk vooral opgepikt in Japan, waar rondom analoog een hele cultus bestaat en er groot respect is voor de klassieke items uit de historie van beeld en geluid. Er zijn argumenten waarom de geluidstechnische evolutie van draaitafels met de introductie van Wilhelm Franz zijn meesterwerk in 1956 haar hoogtepunt bereikte. Voor de bevolking in het verre oosten geldt ook nog dat men graag een fysiek medium in de kast wil. De plaat en ook de cd blijven daar belangrijk. Ook is er de laatste jaren hernieuwde belangstelling voor de open reel recorder. Veel bedrijven leveren momenteel sublieme kopieën van originele mastertapes. Een kostbare hobby, want mastertapes zijn duur, evenals de betere open reel decks.


Rhapsody
Het Rhapsody-team, uiterst alert op trends en bewegingen in de markt, kon natuurlijk al die ontwikkelingen niet negeren. Derhalve ontstond het idee om de ervaringen ook met klanten te delen door demonstraties te geven met analoge mastertapes en om een jazz-concert volledig analoog op te nemen, in het bijzijn van die klanten. Maar, dat is feitelijk allemaal onderdeel van een masterplan om een nieuw platenlabel op te zetten en opnamen uit te gaan brengen op grammofoonplaat, tape en in de vorm van hoge resolutie downloads. Het team achter het label bestaat uit Frans de Rond, Harry van Dalen en Michael van Polen. Drie professionals, op elkaar ingespeeld en met een enorme ervaring in recording en producing. Zij hebben al maanden gestoken in een minitieuze voorbereiding van dit project. Die samenwerking betreft zowel het technische deel als de muzikaal inhoudelijke component. Dit jaar worden er nog een aantal opnamen gepland. Je kunt pas serieus een label starten als er een catalogus is van minimaal vijf opnamen, aldus Harry. In het kader van de promotionele activiteiten rondom het label werd er een verzameling professionele analoge tapedecks samengesteld. Die werden zorgvuldig gerestaureerd en aan klanten gedemonstreerd met behulp van hernieuwd verkrijgbare mastertapes. In het weekend van 25 en 26 juli vonden twee concerten plaats voor klanten en genodigden. Vanuit het thema ‘Live to two-track’ traden Atzko Kohashi (piano) & Sebastiaan Kaptein (drums) op en tijdens het tweede concert  wederom Atzko Kohashi, samen met Denise Jannah (vocals). Sebastiaan Kaptein is van oorsprong Nederlands, woont al jaren in Japan en bezocht afgelopen zomer ons land. Het maken van opnames op uitsluitend twee sporen vormde slechts een korte tijdspanne in de geschiedenis. Les Paul, bekend als naamgever van de betreffende Gibson gitaar, begon al in 1930 te experimenteren met multitrack opnames op acetaat-schijven. Hij wordt alom als de vader van deze technologie gezien. Rond 1948 kwam de Ampex 200A-recorder, waar Bing Crosby mee werkte. Les kocht later de Ampex 8-track en dat resulteerde in de beroemde hit ‘How high the moon’ van Les Paul en Mary Ford. Als bedenker van de delay-unit, experimenteerde Les Paul creatief met alle mogelijke effecten over de beschikbare kanalen.

In de jaren zestig werd multitracking de norm, onder andere gepopulariseerd door The Beatles, Phil Spector en de Beach Boys. Opnemen op two-track vergt speciale vaardigheden. Als het signaal van meerdere microfoons moet worden gemixed, moet de balans meteen goed zijn. Dat is naderhand niet meer te wijzigen. Bij multitrack kan na de opname op elk moment de balans tussen desnoods 96 kanalen nog veranderd worden. Het zijn verschillende vaardigheden. Direct to two-track is een vaardigheid, beheerst door mensen als Rudy van Gelder. Multitrack downmixen naar stereo met complexe (analoge) processing per kanaal, vergt weer andere vaardigheden. Recording engineer Frans de Rond hield zich bezig met de two-track-tric. Een net gerestaureerde Studer A80 werd ingevlogen, samen met een groot aantal blanke tapes. Tijdens de opnames word je dan opnieuw geconfronteerd met een klassiek studio-dilemma. Zo’n tape draait maar 30 minuten. Heel anders dan de honderd beschikbare uren op moderne digitale systemen. Je zit dus altijd in razende spanning of de op te nemen track net past, of dat je de laatste twee minuten mist. Frans maakte gebruik van zeven microfoons. Twee boven de vleugel, twee drum-overheads, een microfoon voor de base-drum en een tweetal microfoons voor ambiance. Het was vroeger overigens gebruikelijk om een drumkit alleen op te nemen met twee overheads. Luister maar naar oude jazz-records en Motown-materiaal. Tegenwoordig worden er vaak twintig microfoons alleen voor de hele percussie gebruikt. De microfoons van Frans zijn heel bijzonder. Gemaakt door een fabrikant die eigen membranen plaatst op versterkers van Microtech Gefell. Die microfoons worden versterkt door een moderne (analoge) RME-interface en dan naar de Studer 961-mengtafel. Deze puur professionele en in de basis ‘portable’ mengtafels hadden in de jaren tachtig een prijskaartje van minimaal 50.000 gulden. Tegenwoordig zijn het veel gezochte en uitermate populaire vintage items, onder andere vanwege de sublieme klankmatige eigenschappen. Op die Studer wordt de tweekanaals mix gemaakt en vervolgens op de A80 geregistreerd. Voor de liefhebbers: op 38cm/seconde, zonder Dolby-A en met behulp van zogenaamde vlinderheads. Daarmee krijg je een beter stereobeeld. Frans zou geen goede technicus zijn als er niet ergens een backup-machine mee zou draaien. Bij live is er namelijk maar één kans. Je kunt niet opnieuw beginnen, hoewel Harry van te voren had aangekondigd dat er die avond talloze risico’s op de loer zouden liggen. Buiten waren er slagregens, onweer en hevige windstoten en binnen werd de oude analoge apparatuur op voorhand van enige mogelijke onbetrouwbaarheid beschuldigd. Er werd dus synchroon een kopie meegedraaid op een digitale multitrack. Dat kan simpelweg met een lijntje vanuit de RME. Vermeldenswaardig over de microfoon die Denise gebruikte is dat die multipattern is. Maar, bij de meeste van die exemplaren moet je van te voren het ruimtelijke patroon kiezen. Deze microfoon heeft drie uitgangen. Wie opneemt met een multitrack, kan elke uitgang op een spoor registreren. Door de drie channels op een bepaalde manier te mixen, kun je dus achteraf het gewenste ruimtelijke patroon kiezen. 

Luisteren

De concerten beschikten over een tweetal ‘luister-venues’. De ruimte waar het concert plaatsvond en de controlroom met de TAD-monitoren. Het aanwezige publiek mocht later zelf vergelijken. Zulke ervaringen dragen bij aan de juiste beeldvorming bij muziekliefhebbers ten aanzien van wat er gebeurt tijdens een opname, wat je je precies moet voorstellen bij ‘live’ en hoe materiaal op een cd of plaat vervolgens is opgebouwd. Harry en Michael maakten een heel belangrijk punt. Wat je hoort in de ruimte waar de muzikanten spelen is uiteraard de ‘realiteit’, maar zeker niet de realiteit die de controlmonitoren laten horen. Die monitoren geven de zogenaamde microfoonfeed weer. Dat is de ‘realiteit’, zoals door de microfoons waargenomen. In die fase zit al een stuk interpretatie. De recording engineer bepaalt door de keuze en opstelling van de microfoons in eerste instantie het uitgangspunt voor de verdere bewerking. Die microfoonfeed is dus de realiteit. De hele verdere bewerking van dit ruwe materiaal staat onder invloed van keuzen. Door de artiest, door de mix- en mastering engineers, door de producer en door het medium waar het eindproduct op verschijnt. Op basis van die microfoonfeed, kun je dus letterlijk alles maken. Zeker in een moderne studio met geavanceerde digitale technieken. Dat betekent dat discussies met betrekking tot de realiteit van het eindproduct vragen om enige relativering. De absolute verrassing voor iedereen was de kwaliteit van de microfoonfeed ten opzichte van de live-situatie en de latere analoge weergave vanaf de recorder. Daar zit uiteindelijk toch een verschil met digitaal, hoe goed dat medium ook is. Het werd pijnlijk duidelijk hoe goed analoog is en wat we feitelijk in al die jaren zijn kwijtgeraakt. Dat zit in detaillering en ruimtelijke afbeelding, maar bovenal in de volstrekt natuurlijke reproductie van de klank. Harry noemde specifiek de term ‘kleurrijk’, zijnde een essentieel verschil met digitaal.

De vleugel werd nagenoeg volstrekt natuurgetrouw weergegeven. Alleen al de rendering van de boventonen, het langzame uitsterven van die klanken en de power van de attack. Bij een vergelijking tussen het geluid tijdens het concert en de weergave in de controlroom was er griezelig weinig verschil. Het verschil bestond grotendeels uit een fenomeen dat elke recording-technicus kent. Luisterend naar de echte stemmen en instrumenten is er sprake van een soort ‘dichtheid’ of hele intensieve vulling van de ruimte met geluid. Alsof er een maximaal aantal luchtmoleculen in trilling komt. Bij het luisteren naar luidsprekers is die ‘vulling’ van de ruimte minder intensief. Het geluid lijkt dunner en minder intensief. Voor dat fenomeen zijn verschillende verklaringen. Sommigen daarvan gaan uit van tekortkomingen in de manier waarop microfoons geluid registreren. Maar wellicht kun je ook bedenken dat zo’n vijf meter lange concertvleugel in alle richtingen geluid uitstraalt met een oppervlakte van pakweg twintig vierkante meter. Een monitor-luidspreker heeft een uitstralend oppervlak van nog geen halve vierkante meter. Ondanks dat komen de TAD’s griezelig dicht bij de ‘realiteit’. Er is een moeilijk te grijpen factor die maakt dat analoog op dit niveau verbijsterend realistisch en ‘juist’ klinkt. De natuurlijke presentatie, de warmte en sfeer zoals instrumenten die in ‘real life’ hebben, de dynamiek, het ongedwongen karakter en de subtiele detaillering. We zijn iets kwijt, dat er vroeger was. De magneetband presenteert dat in optima forma, maar de 78-toerenplaat en de elpee op een topkwaliteit studio-draaitafel, onthullen stukjes van dat geheim. Die ervaring was voor de genodigden, maar zeker ook voor de artiesten en het team van Rhapsody een absolute aha-erlebnis. Atzko gaf zelfs aan dat ze haar spel nog nooit op die manier had terug gehoord. Voor een artiest zeker ook confronterend.

Jazz avond
Het waren ook twee echte jazz-avonden. Je waant je enigszins in de ‘roaring thirties’. De clubs, waar de blues en later de swing werden gevierd. De rokerige lokalen met altijd netjes in pak gestoken musici, verstild gevat in zwart/wit beelden, zoals William Claxton die maakte. Artistiek hebben deze avonden een aantal juweeltjes opgeleverd. De diepe, warme en innemende stem van Denise tegen het decor van een subliem spelende Atzko. Een aantal van die tracks blijven je bij en maakten diepe indruk. Zeker ook de song waar Sebastiaan Kaptein even losging. Waarom associëren we jazz vaak met in monochroom gevatte beelden die refereren aan een ver, broeierig en enerverend verleden? De foto’s bij dit artikel proberen die sfeer op heel bescheiden wijze te typeren. Helaas gemaakt met moderne digitale middelen en niet met analoge bariet-prints. De lessons learned vanuit deze concerten zijn dat analoog ongekende kwalitatieve mogelijkheden biedt, die voor velen zijn ondergesneeuwd. Zoals Michael terecht opmerkte, bestaat analoog uit zuivere sinussen en kent digitaal nog steeds een trapsgewijs verlopende golfvorm. Dat doet niets af aan de fascinerende mogelijkheden van digitaal. Het is niet of-of. De ware muziekliefhebber zou open moeten staan voor zowel de kwaliteit van analoog en digitaal. Het gaat uiteindelijk om muziek. Maar, analoog geregistreerd geluid bestaat momenteel 138 jaar (1877: Edison’s tinfoil). Digitaal kent pas een praktische tijdspanne van pakweg 35 jaar. Er is dus nog enige vooruitgang mogelijk.      
Van de opname zal een gelimiteerde elpee-run verschijnen en een tape-versie. Ook zijn er plannen om de opnamen in hi-rez files uit te brengen. Als je in het allerlaatste stadium van een hele analoge opname- en mastering keten het signaal transferred naar digitaal, is het mogelijk om veel analoge eigenschappen te behouden. Het werkt beter dan digitaal opnemen en distribueren. Het voordeel van hi-rez files is dat de consument uiteindelijk een weergave hoort die dichter bij het originele gebeuren is. Dat komt omdat het hele systeem met draaitafels veel meer variatie kent. Er zijn maar weinig consumenten met een topdraaitafel, die volgens de normen is afgesteld.        

Rhapsody, Borneolaan 25, 1217 GX Hilversum, tel: +31(0)35-6284644
www.rhapsody.nl