Lyngdorf Audio set


Guido de Kanter | 19 oktober 2006 | Lyngdorf Audio

A Sound Supreme

Als jaren-ervaren hifi-ondernemer zag Peter Lyngdorf in de loop der tijd menige muziekliefhebber vrachten geld investeren in hifi, terwijl de resultaten maar al te vaak teleurstelden. Componenten die slecht harmonieren, luidsprekers die in de uiteindelijke luisterruimte tegenvallen, of een kamerakoestiek die roet in het eten gooit: de redenen voor ondermaatse prestaties zijn divers en allesbehalve zeldzaam. Met zijn complete installatie onder zijn eigen naam (voorheen TacT), wil Lyngdorf achterblijvende resultaten voor iedereen voorkomen. Vorig jaar voltooide hij zijn wat de Duitsers zo fraai noemen Gesamtanlage (in de hier-bespronken variant 12.640 euro), die kamers dwingt tot medewerking aan goed geluid, volmaakte laagweergave biedt en een klankbeeld van grootse reinheid en afbeeldingsscherpte neerzet. Dat zijn niet de woorden van Lyngdorf zelf, dat waren mijn eigen indrukken naar aanleiding van de beurzen waar ik het lyngdorfsysteem heb horen spelen. Met name de eerste kennismaking met Lyngdorf’s apparatuur, op de Veldhovense VAD-show een jaar geleden, was erg indrukwekkend en op zichzelf al reden genoeg om de apparatuur eens thuis te willen uitproberen. Dat deed ik niet zomaar ergens, maar in de luisterruimte bij een bevriende audiofiel waar de akoestiek volkomen waardeloos is. Een half dozijn befaamde en prijzige luidsprekers is er aan de tand gevoeld, en allemaal hebben ze er, tot wanhoop van de betrokken muziekliefhebber, hondsberoerd geklonken. Peter Lyngdorf kon van een geslaagde missie spreken, stelde ik me voor, als zijn systeem erin zou slagen om bij mijn vriend de problemen op te lossen.

Voordat ik inga op de details, zal ik de werking van de lyngdorfinstallatie eerst kort schetsen. Te beginnen bij het einde van Lyngdorfs keten, dat wordt gevormd door twee zeer bijzondere woofers (de W210, 1600 euro per stuk). Ze zijn vrij groot en moeten in de hoek van de luisterruimte staan, zodat de eigenlijke woofermembranen (twee per wooferkast) tegen de muur aan kunnen ‘vuren’. Waar een dergelijke opstelling normaal leidt tot ongecontroleerd gedreun, worden niet-lineariteiten bij Lyngdorf eruit gehaald met DSP-chips: de rekenende ‘motoren’ van de digitale equalizing in de versterker. De DSP’s in de geïntegreerde klasse-D versterker TDA 2200 (3500 euro, digitale signaalverwerking) laten niet alleen de woofers lineair opklinken, maar dienen ook als wisselfilter. De gebruikte TDA 2200 hoofdversterker koppelt de ‘satellieten’ pas zeer hoog aan, in de praktijk meestal pas rond de 400 Hz (!) – een waarde die geen enkele andere satelliet-sub combinatie haalt. Bij sommige demonstraties koppelt Lyngdoft zelfs pas bij 800 Hz aan, en ook dan blijft de overgang naadloos. Debet hieraan is de ongelooflijke lineariteit van de W210, die tot diep in het middengebied luid en ‘snel’ speelt, en gunstig blijft afstralen.


Lyngdorf Audio TDA2200

Let wel: beneden de crossoverfrequentie doen de satellieten écht niets; van het gebruikelijke ‘samenspel’ van satellieten en subwoofer die elkaar op een breed terrein overlappen, is geen sprake. Het laag, ondertussen, gaat (na de low-pass en analoog gemaakt) door naar de SDA 2175 stereo klasse-D eindversterker (1200 euro, analoge signaalverwerking), die de beide, als gezegd passieve, woofers aandrijft. Met zijn 175 watt vermogen aan 8 ohm is de 2175 uitstekend in staat om een luid en diep laag aan de woofers te ontlokken. Lyngdorf heeft daarbij alle moeite gedaan om de laagelementen zo snel en fasecorrect mogelijk te houden. Ze kennen dus niet het gebruikelijke enorme membraanoppervlak of de zeer grote en zware magneten die normaal nodig zijn voor laagweergave tot 15 Hertz, zoals de Lyngdorf woofers weten te leveren. De vindingrijke Deen laat de gebruikte elementen speciaal volgens lichte middentoner-specificaties maken in een grootte van 10 inch. De nodige diepte en slagkracht bereikt de passieve subwoofer door de kracht van de 2175 eindversterker en de opstelling van de wooferkasten, die verplicht in de hoeken van de kamer moeten staan. Zo’n opstelling dwingt de geluidsgolven om a) zonder tijdfouten, en b) in de hoeken van de luisterruimte volgens de natuurkundige wet van hoornwerking ‘gratis’ versterkt – de ruimte in te gaan. En vanwege de lichte, middentoner-achtige bouw van de laag-elementen treden fasefouten om te beginnen al niet eens op in de woofer zelf. De DSP tenslotte strijkt de niet-lineariteiten glad die onherroepelijk optreden in een avontuurlijke opstelling als deze.

Overigens benadrukt de importeur wel dat crossoverfrequenties 800 en zelfs 400 Hz niet altíjd gehaald worden. Als een koper bijvoorbeeld geen twee woofers opstelt maar slechts een, dan ligt de maximale wisselfrequentie op de ‘conventionele’ waarde van 80 tot 100 Hz.

De opstelling van de woofers is onconventioneel, en de aankoppeling der satellieten bij 400 Hertz al evenzeer, maar de klap op de vuurpijl zijn toch wel de satellieten die Peter Lyngdorf aanbeveelt. Ook al levert hij zelf nette, tamelijk slanke vloerstaanders (de MH-1, 9000 euro per paar), hij demonstreert regelmatig met Ikon 2’s van Dali (800 euro per paar (!)). Zo’n configuratie, van satellieten met de W210 in stereo, heet in Lyngdorf-terminologie ‘2+2’. En de prijs van zo’n 2+2-systeem komt bij gebruik van de Ikon 2 niet verder dan ongeveer 10.000 euro (zonder de upgrade met RoomPerfect-bord althans), een aspect dat de Deen vorig jaar graag benadrukte.

Uitgediept: de techniek

Het meest conventionele apparaat in de installatie is de Cd-speler, de CD-1. Het gaat, en dat is misschien een beetje opmerkelijk voor een fabrikant van digitale installaties, niet om een ‘puur’ loopwerk; er is ook een DAC ingebouwd. Daarvóór is een hoogwaardige upsampler tot 96 KHz geschakeld; erna komt een single ended versterker. Helaas liet de recensieperiode niet genoeg tijd om de analoge kwaliteiten van de CD-1 na te gaan, maar als de eigenschappen op het digitale vlak een goede graadmeter zijn, dan is de CD-1 in zijn prijsklasse een bijzonder interessant apparaat.


Lyngdorf Audio CD-1

Op de digitale uitgangen van de CD-1 komt het resultaat uit van een tweede, onafhankelijk upsamplend circuit, dat het Cd-signaal standaard tot 24/192 naverbrandt, speciaal voor de digitale uitgangen. Andere waarden zijn ook mogelijk. Middels AES-EBU aangesloten op de TDA 2200 declasseerde de CD-1 de uitstekende, hoewel al wat oudere Proceed PDT-2. Het loopwerk uit de Madrigal-stal had daarbij nog de hulp van de Behringer UltraMatch SRC-2496 die upsampling tot 24/96 verzorgde. En al leverde dat span een geslaagde voorstelling op highend niveau en zonder fouten, de Lyngdorf CD-1 klonk nogmaals vloeiender, ‘makkelijker’, gedetailleerder, en in de ruimtelijkheid scherper en groter projecterend.

De geïntegreerde klasse-D versterker TDA 2200 levert 200 watt aan 8 ohm, en neemt in zijn basisvariant de signalen uitsluitend digitaal aan. Naast een AES/EBU-aansluiting zijn drie coaxiale S/PDIF-ingangen voorhanden en nog eens een per TOSLink. Dat het met recht om een digitale versterker gaat, wordt wel duidelijk gezien het feit dat een bordje met analoge ingangen een optie is.

Dat de ‘D’ in klasse-D voor ‘digitaal’ zou staan, is een wijdverbreid misverstand. Klasse-D is een klasse van ‘schakelende’ versterkers die werken volgens puls-breedte modulatie: al het beschikbare vermogen komt tijdelijk voor honderd procent op de luidsprekerklemmen te staan, om weer vlot uitgeschakeld te worden. De lengte van de open- en dichtstellingen wisselt steeds, en om te bepalen óf en wanneer er een overgang komt, neemt de klasse-D versterker de golf van het te versterken signaal als ‘inspiratie’. Door honderdduizenden of zelfs miljoenen malen per seconde te bekijken of er geschakeld moet worden naar de ene of de andere staat, resulteert op de uitgang een signaal dat voor de luidspreker niet te onderscheiden is van wat een conventionele versterker hem zou leveren. Hét grote voordeel van klasse-D is efficiëntie: het gedeelte in de versterker dat energie levert aan de speakers staat óf aan, óf uit; en maar een heel korte periode bevindt het zich zelf in een overgang. Vandaar dat het rendement van klasse-D versterkers typisch rond 90 procent ligt.


Binnenzijde TDA2200

U ziet al, puls-breedte modulatie heeft niets te maken met reguliere digitale signaalverwerking, die, in bijna alle gevallen althans, volgens puls-code modulatie gebeurt. Daarbij kan het versterkende circuit in een klasse-D versterker veruit het gemakkelijkst uit de voeten met een analoog binnenkomend signaal. Om kosten te besparen ondersteunen Lyngdorfs beide ‘spaarmodellen’, de SDA 2175 eindversterker en diens tegenhanger mét ingeboude voorversterker, de SDAI 2175 – alleen analoge signaaltoevoer. Hetzelfde geldt voor bijna alle klasse-D versterkers bij de concurrentie.

De TDA 2200 daarentegen werkt, net als de Millennium Amp waarvan hij is afgeleid, volledig digitaal. Het te versterken digitale signaal wordt voor klasse-D (PWM-)versterking geschikt gemaakt in een circuit dat luistert naar de naam Equibit (tegenwoordig eigendom van Texas Instruments). Maar, hoe technisch vooraanstaand de digitale schakeling in de ’2200 ook mag zijn, Lyngdorf laat liefhebbers van analoge bronnen niet in de kou staan. Voor 390 euro breidt de koper de TDA 2200 uit met drie stereo cinch-ingangen, en een gebalanceerde (XLR).

Digitaal binnenkomende signalen mogen een bandbreedte hebben tot 24/192, ook al vindt er hoe dan ook een asynchrone herklokking plaats tot de ongebruikelijke waarde van 100 KHz exact (dat gebeurt dus ook met signalen tussen 32 en 96 Khz). Een clocklink, die op grote broer de Millennium Amp nog voor een hoorbare kwaliteitssprong zorgde, ontbreekt. “Zo’n clocklink is een extra, en hij levert ook wel wat op”, zo zei Peter Lyngdorf daarover, vorig jaar in Veldhoven. “Maar liever zorg ik dat de versterker veel ergere fouten uitbant.” Hij doelt ongetwijfeld op alle aanwezige digitale correctiemogelijkheden, maar het voorkomen van fouten begint al in het elektrische domein. Zo zijn alle ingangen ‘zwevend’ uitgevoerd: signaalpaden worden bij binnenkomst onmiddellijk symmetrisch gemaakt en galvanisch gescheiden van de rest van de in de 2200 aanwezige elektronica. Iets vergelijkbaars geldt voor de stroomtoevoer: ook aan de voedingskant van de schakeling is alle moeite gedaan om de versterker-elektronica de rest van het lichtnet niet te doen ‘zien’.

Ongetwijfeld is dit één van de redenen waarom het lyngdorfsysteem minder gevoelig is voor de kwaliteit van bekabeling. Volgens Peter Lyngdorf maakt het weldegelijk uit wat voor kabel je gebruikt, maar veel minder dan bij conventionele installaties. Zo demonstreert hij graag met lampensnoer, of anders op zijn best het goedkoopste wat een gerenommeerd merk als Audioquest in de aanbieding heeft. Ik moet voor de volledigheid bekennen dat ik de prima bekabeling die ik bij het aansluiten koos (zie het kopje ‘Beluisterd met’ aan de staart van deze bespreking), later niet moedwillig heb vervangen door rollenwaar van de Gamma. Gevoelsmatig ging me dat toch te ver, maar misschien is het een leuk experimentje voor kopers van deze set?

RoomPerfect

Toen de test eigenlijk al afgelopen was, arriveerde, vroeger dan verwacht, Lyngdorfs reikhalzend tegemoetgeziene uitbreidingskaart voor de ’2200 genaamd RoomPerfect, dat geavanceerde kamercorrectie voor zijn rekening neemt. Ik zal mijn uiteindelijke oordeel uitsluitend baseren op de lyngdorfinstallatie mét RoomPerfect. Zonder deze 1800 euro kostende uitbreiding biedt het systeem weliswaar al een ongeveer 20-bands digitale equalizer; maar daarbij gaat het in feite om niet veel meer dan een ‘equalisatie’ die de frequentiekarakteristiek van de kamer min of meer negatief in het uitgangssignaal kan projecteren. Ik zeg bewust ‘kan projecteren’: de resultaten hangen met een dergelijke equalizer sterk af van geduld en vakkundigheid van de gebruiker. Het vaststellen van het te corrigeren kamerkarakter ging vóór RoomPerfect bijvoorbeeld op basis van hooguit een handvol metingen, die met een microfoon verricht moesten worden op en vlakbij de luisterpositie; vervolgens moest er spiegelbeeldig aan de frequentiekarakteristiek van de kamer gecorrigeerd gaan worden.

RoomPerfect is technisch een stuk geavanceerder, terwijl het inregelproces niet gemakkelijker kan. Ook dit systeem is voor de kamercorrectie afhankelijk van een meetmicrofoon (bijgeleverd), maar het proces verloopt geautomatiseerd. De gebruiker krijgt instructies vanaf het scherm op de TDA 2200. Daarbij zijn de plekken waar er gemeten wordt totaal onbelangrijk. Sterker nog, op hoe meer plekken in de kamer u de Lyngdorf testtoon met de microfoon “inleest”, des te nauwkeuriger het beeld wordt dat het correctiesysteem zich van de kamer vormt. Elke keer dat u een nieuwe meting verricht, stijgt het “wijsheidspercentage” met een aantal procent. De importeur, het Belgische Hifi Corner, bezweert bij monde van hun Nederlandse partner Erik van Doorne zelfs dat metingen op bizar aandoende plekken, zoals tegen het plafond, zelfs heilzaam zijn voor het leerproces. Tijdens de eerste handvol metingen loopt het percentage het snelst op: bijna altijd tot meer dan negentig, en dat is op zich voldoende voor RoomPerfect om de kamer zijn naarste eigenschappen af te leren. De eerste metingen nemen ook niet meer tijd in beslag dan maximaal twintig minuten. Hierna gaat het percentage nog maar heel langzaam vooruit. Honderd procent bereikt het systeem in de meeste gevallen na vijftien tot twintig metingen.

De tot inzicht gebrachte module heeft grootse talenten. Niet alleen is RoomPerfect op de hoogte van de frequentiekarakteristiek waar dan ook in de kamer, het systeem weet ook welke “duikers” in de frequentiekarakteristiek op te lossen zijn door extra nadruk te leggen, en waar dat geen zin heeft. Andere systemen zouden daar grondig de mist in gaan: door veel nutteloze extra geluidsdruk te genereren in deelbereikjes die de kamer grondig absorbeert, veroorzaken normale kamercorrectiesystemen in veel gevallen luistermoeheid. Het omgekeerde, pieken in de karakeristiek, gaat RoomPerfect te lijf door, u raadt het al, energie weg te nemen. Het resultaat is een optimale, hoewel niet uiterst gladde, frequentiekarakteristiek, die op veel meer plaatsen in de luisterruimte een bevredigend resultaat geeft. Van een piepkleine sweetspot, dé tekortkoming van traditionele digitale kamercorrectie, is absoluut geen sprake. Een bijkomende, unieke factor is dat RoomPerfect door de vele en ‘willekeurige’ metingen (en véél rekenkracht) kan achterhalen wat de frequentiekarakteristiek van de gebruikte boxen zou zijn in een akoestisch ideale kamer (!). RoomPerfect laat de luidsprekers standaard zoveel mogelijk volgens die karakteristiek spelen.

Een uiterst belangrijk onderdeel van het lyngdorfsysteem zijn de woofers. (Van de benaming “subwoofers” willen Lyngdorf en de zijnen absoluut niets weten: dat is in hun ogen een term voor ‘die andere’ ondersteunende woofers, die een zootje maken van tijdgedrag en tot maximaal 100 hertz fatsoenlijk kunnen meedoen.) Lyngdorfs passieve laagweergevers onder de naam W210 worden aangevuurd door een Lyngdorf SDA 2175 klasse-D eindversterker van 2 x 175 watt aan 8 ohm. Door de aankoppeling boven 400 Hertz daalt de mechanische belasting van de satellieten met meer dan negentig procent (!). Niet alleen dat, ook wordt van de versterker veel minder gevraagd. Sowieso klinkt elke eindversterker beter als hij zich maar een deel van het frequentiespectrum hoeft bezig te houden. En in het midden/hoog is veel minder vermogen nodig dan voor het laag.


Lyngdorf Audio SDA2175

Gegeven de extreem hoge aankoppeling, standaard bij 400 Hz maar naar wens zelfs nog iets hoger – brengt het gebruik van vloerstaanders als satellieten geen voordelen, in tegendeel. In de eerste plaats zijn goede monitors, zoals velen wel bekend zal zijn, in het midden en het hoog minstens zo goed als grote high-end systemen. En verder hebben die laatsten nog als handicap dat ze de verspreiding van het laag dat uit de twee hoekwoofers komt, letterlijk in de weg staan. In dat opzicht draait Lyngdorf oude wetten om: met relatief kleine monitor luidsprekers is een beter resultaat mogelijk dan met vloerstaanders. Daarbij zijn monitors die luchtig en met veel detail spelen, de meest geschikte. Een perfect voorbeeld is de Dali Ikon 2, die met zijn dubbele tweeter configuratie excellente detaillering, precisie, lucht en ruimtelijke plaating biedt. In die zin zijn qua grootte vergelijkbare, en in een directe vergelijking ‘solo’ onvergelijkbaar veel betere luidsprekers zoals de B&W 805s (2.500 euro per paar) niet noodzakelijkerwijs in het voordeel. Het omgekeerde is zelfs waar.

De Ikon 2 kende ik alleen van Lyngdorfs demonstratie in Veldhoven in 2005, en daar vond ik de set, hoewel fascinerend, wel een fractie te helder, en met een licht ‘koel’ middengebied spelen. Ook bij de Ikon 5, een technisch gezien zéér vergelijkbare vloerstaande broer van de Ikon 2 die ik in het voorjaar testte, hoorde ik in het middengebied een vergelijkbare koelte (die niet persé fout is, maar niet naar mijn smaak. Ik wil dat stemmen véél uitdrukkingskracht hebben). De B&W 805s is koelte absoluut niet aan te rekenen. Nochtans: met álle laagweergave uitbesteed aan Lyngdorfs woofers, verliest de 805s een belangrijk deel van zijn voordelen. Het enige dat satellieten in het lyngdorfsysteem écht moeten doen is véél detail leveren, en precies zijn: in tonaliteit en ruimtelijke plaatsing. In die opzichten heb ik de Ikon 2 (tot mijn verbijstering, mag ik erbij zeggen) gewoon beter bevonden. Dat laat onverlet dat de tonaliteit van de Deense monitors me niet voor honderd procent aanstaat, maar –en ik ga nu iets écht controversieels zeggen– met een digitale equalizer (!) heb ik de Ikon 2 tonaal gewoon naar mijn hand gezet. Zie ook de afbeeldingen.

Merk wel op dat de gebruikte karakteristiek nodig was in de versie van het systeem zonder RoomPerfect; u ziet dus ook meteen hoe droevig het gesteld is met de gebruikte luisterruimte. Energiewegnames van 6 en 7 dB zijn extreem fors, net als de middentoevoeging van 2,6 dB. Een voicing-naar-smaak van de Ikon 2 zou in combinatie met RoomPerfect veel minder rigoureus uitpakken. Maar u krijgt wel een idee. Ik heb in de RoomPerfect-vrije versie een breedbandige piek aangebracht rond 1.000 hertz, een (iets smaller) dal rond 16 KHz, die tegen 20 KHz weer helemaal afgelopen is (om een indruk van dofheid te voorkomen). Ik ben ook een dreunhater; ik heb ook (niet breedbandig, maar ‘diep’) energie weggenomen tussen 80 en 125 hertz. Digitale toonregeling heeft geen nadelen in het tijdsdomein; en aangezien de Ikon 2’s zeer veel detail leveren, blijft de vrij avontuurlijke tonale bijregeling bijna zonder gevolgen voor de informatierijkdom van het resulterende spel.

Dat ik überhaupt de mogelijkheid héb om screenshots uit Windows laten zien is omdat voordat RoomPerfect uitkwam, de in de TDA 2200 ingbouwde equalizer per PC (via de seriële aansluiting) bereikbaar en in te regelen was. Contact met de equalizer vanaf de computer is sindsdien even niet meer mogelijk geweest. “Ik wilde ter introductie van RoomPerfect laten zien wat de kracht was van het nieuwe systeem, en het toevoegen van regelbare voicing had roet in het eten kunnen gooien”, zo zegt Lyngdorf nu. Maar inmiddels ziet hij ook wel dat de onmogelijkheid om het nu-perfect lineaire spel naar behoefte te equalizen een spijtige aderlating is. Weliswaar biedt de TDA 2200 na inbouw van RoomPerfect vier voorgekookte tonale instellingen: naast Neutraal ook Soft, DeSharp en Open en elk daarvan in twee sterktes, voor een totaal van zeven tonale instellingen. Maar wilt u meer, dan moest de bijregeling aanvankelijk met extra equalizende hardware gebeuren. Of in software: tijdens de test had ik mijn laptop-met-iTunes voorhanden, waarmee ik binnen het digitale domein wat aan voicing kon doen. Luisteraars die weten wat ze doen, kunnen binnenkort ook weer hardwarematig elke gewenste afstemming creëren: Lyngdorf belooft dat de PC-connectiviteit en de fijngevoelige equalizingmogelijkheden spoedig zullen terugkomen. Dit zal de vorm krijgen van een firmware-update, die ook beschikbaar zal zijn voor bestaande bezitters.

Luisteren

Digitale kamercorrectie kan men, hoe geavanceerd hij in dit geval ook moge zijn, tot op zekere hoogte wel zien als klankvervalsing. Er wordt immers een volstrekt a-lineair signaal naar de luidsprekers gestuurd, en dat is toch wel het absolute tegendeel van waar de meeste liefhebbers mee bezig zijn. Erger nog, in dit verband: de onderhavige recensie is, dat weet ik zeker, de allereerste op hifi.nl van een installatie die consequent en doelbewust ook nog met ingeschakelde toonregeling aan het spelen was.

Met of zonder voicing-manipulatie ‘aan’, maar in ieder geval in een 2+2-configuratie en mét RoomPerfect, kan ik er in ieder geval dit over zeggen. Het laag is volmaakt, hoewel onder de dwingende voorwaarde dat de woofers W210 in de hoeken van de luisterruimte staan. De ruimtelijke plaatsing is van een rotsvastheid die ik van geen andersysteem ken, en wat betreft het afbeeldingsgrootte speelt het met de besten mee. Tonaal is de Ikon 2 als van de blauwe knoop zo nuchter (wat gegeven de mogelijkheid tot voicing niet uitmaakt) en hij geeft bergen detail en oplossend vermogen tot ver voorbij de gehoorgrens.


Dali Ikon 2 tweeter-unit

In concreto ontstaat een illusiemachine die all things to all men kan zijn. Van hoog tot laag biedt het systeem superieure reserves en oplossend vermogen, uitstekende ruimtelijkheid en een klankkarakter dat voor nagenoeg iedereen op smaak te brengen zou moeten zijn. In samenspel maken deze eigenschappen een ongekend ‘schouwspel in geluid’. Tijdens de test hoorde ik koren die tot buiten de grenzen van de kamer werden afgebeeld. Grove dynamiek die dermate pakkend en precies werd weergegeven dat ik steeds onwllekeurig ineen kromp bij al te heftige klappen: die van effecten, van ‘echte’ percussie of uit de drumcomputer. Technokrakers uit de jaren ’90 waar ik ritmische en zelfs melodieuze structuren voor het allereerst kon ontwarren in de absolute kelder van het hoorbare bereik. Of een oude favoriete Cd waar ik Tori Amos voor het eerst tot op het fijnste beven van haar lippen aan het werk hoorde. Enzovoort.

Bij alle magische kwaliteiten van het lyngdorfsysteem heb ik bovenal simpelweg veel genoten van de muziek, iets dat in de horror-achtige luisterruimte van mijn vriend adsoluut geen vanzelfsprekendheid is. Maar de afwezigheid van fouten in het lyngdorfgeluid maakt de klank makkelijk te consumeren, dat wil zeggen: de hersenen hoeven weinig correctiewerk te doen. Dàt is, daar ben ik van overtuigd, wat uitmaakt of je naar een bepaald systeem uren achter elkaar kunt luisteren of niet. En dat heb ik, dat hebben wij, gedaan. Daarbij heeft het systeem geen voorkeur voor genre of geluidssterkte, en is, als gezegd, binnenkort weer vrijwel iedere afstemming te realiseren.

Opheffing van de wetten van opstelling en kamerakoestiek, goedkope speakers die beroemde dure verslaan, een verminderde relevantie voor dure bekabeling, volmaakte laagweergave die ook de rest van het tonale spectrum een doortekender indruk laat maken, en een klankbeeld van ongekende reinheid – o ja, en dat voor een totaalprijs van minder dan 13.000 euro... Wat is hier aan de hand?

Bij alle lof die ik Lyngdorfs systeem wil toetrompetteren is Lyngdorfs systeem niet voor iedereen. Om te beginnen moet uw luisterruimte, althans op dit moment nog, twee (bruikbare en beschikbare) hoeken hebben. Alleen in een (loodrechte) hoek opgesteld functioneren de W210 woofers op hun best, maar zo’n opstelling is niet overal mogelijk. Denk aan L-vormige kamers of open keukens in na-oorlogse huizen, of bijvoorbeeld aan erkers in vooroorlogse. Als de W210 vrijstaand wordt opgesteld brengt dat geen drama’s teweeg, als in: ze werken – maar het gaat wèl hoorbaar ten koste van attack, autoriteit en dynamisch bereik. In één van de luisterruimtes waar ik het lyngdorfsysteem beluisterde, de ruimte die ik noemde in de inleiding, moesten de woofers inderdaad vrij, hoewel dicht tegen de achterwand, worden opgesteld. (De oorzaak was een erker.) De basweergave die de W210’s daar ontvouwden, was van grote vanzelfsprekendheid, snelheid, diepte en kracht, maar had niet dat perfecte dat het W210-laag bij hoekopstelling krijgt. Een oplossing is evenwel in zicht: in het eerste kwartaal van 2007 brengt Lyngdorf twee alternatieve woofers op de markt: een kleinere versie van de W210 en een dun en hoog exemplaar dat weliswaar tegen de muur moet staan, maar niet persé strak in de hoek. De beide nieuwelingen zullen het perfecte lyngdorflaag voor nog veel meer mensen realiseerbaar maken.

Om twee laatste groepen te noemen voor wie het lyngdorfsysteem niet de eerste keuze is: puristen die niet kunnen geloven dat signaalmanipulatie, zelfs digitale, heilzaam kan zijn. Of gelovers in de mantra dat meer geld uitgeven een beter resultaat oplevert. Lyngdorf rekent met die beide noties grondig af.

Conclusie

Lyngdorfs systeem zet alles op zijn kop. Het maakt hardnekkige audiofiele gemeenplaatsen in een klap tot belachelijk archaïsch bijgeloof. Zoals: dat duurder gelijk is aan beter; dat je om een topkwaliteit installatie heen moet leven (preciezer: dat je je kamer moet volstorten met absobers, diffusers en wat dies meer zij); dat een topinstallatie dure kabels vereist. Wie niet de vrije hand heeft om de woonkamer naar believen tot dedicated luisterruimte om te toveren en/of geen 50.000 euro of meer (over) heeft voor een installatie, haalt met Lyngdorfs installatie en Ikon 2’s voor welgeteld 12.640 euro, en ik zeg dit zonder enig voorbehoud: een volwaardig top-end systeem in huis. Aanbevolen, dat is in dit geval het woord niet: een must, dat is gepaster. Muziekliefhebbers die het systeem niet op zijn minst eens aanhoren, doen zichzelf tekort.


Lyngdorf Audio TDA2200

Website: www.lyngdorf.com

Pro
• Fantastische prestaties
• Lage prijs
• In elke luisterruimte toepasbaar; overal vergelijkbare klank te realiseren

Contra
• Wie vertelt het de concurrentie?


Specificaties Cd-speler CD-1:
Prijs: 2.200 euro
Uitvoeringen: zilver, zwart
Bijzonderheden: upsampling, dubbel uitgevoerd voor digitale en analoge uitgangen
Uitgangen analoog: 1x cinch, 1x gebalanceerd (XLR)
Uitgang koptelefoon: géén
Uitgangen digitaal: 1x coaxiaal, 1x TOSLink, 1x AES/EBU
Signaal/ruisverhouding: 115dB (opgave fabrikant)
Afmetingen: 10x45x35 cm (HxBxD)
Gewicht: 7 kilo
Made in: Denemarken

Specificaties geïntegreerde versterker TDA 2200:
Prijs: 3.500 euro
Principe: klasse-D, volledig digitaal
Uitvoeringen: zilver, zwart
Bijzonderheden: basisuitvoering met uitsluitend digitale signaalverwerking. Eigen DSP’s aan boord voor klankbewerking. Uitbreidbaarheid met RoomPerfect. Dubbel (analoog en digitaal) uitgevoerde line-out, instelbaar voor gebruik als line-out (ongeregeld) of als ‘sub out’ voor het ‘slaven’ van woofer of subwoofers (met volumeregeling)
Ingangen digitaal: 3x coaxiaal, 1x TOSLink, 1x AES/EBU
Ingangen analoog (met uitbreidingsbord, 390 euro): 3x cinch, 1x gebalanceerd (XLR)
Ingang phono: niet beschikbaar
Uitgang koptelefoon: géén
Vermogen: 2x200 watt aan 8 ohm
Signaal/ruisverhouding: 107dB (opgave fabrikant)
Afmetingen: 10x45x44 cm (HxBxD)
Gewicht: 20 kilo
Made in: Denemarken

Specificaties eindversterker SDA 2175:
Prijs: 1.200 euro
Principe: klasse-D, analoog front-end
Uitvoeringen: zilver, zwart
Ingangen analoog: 1x cinch, 1x gebalanceerd (XLR); schakelbaar
Vermogen: 2x175 watt aan 8 ohm
Signaal/ruisverhouding: 117dB (opgave fabrikant)
Afmetingen: 10x45x34 cm (HxBxD)
Gewicht: 15 kilo
Made in: Denemarken

Specificaties woofer W210:
Prijs: 1.600 euro per stuk (uitvoering in pianolak)
Principe: basreflex
Bijzonderheden: moet in hoek staan, passief, bijzondere elementen, geen wisselfilter of gelijkspanningsbeveiliging
Gevoeligheid: 96dB (opgave fabrikant)
Impedantie: 8 ohm (nominaal, opgave fabrikant)
Frequentiebereik: 16 – 3.500 Hz (opgave fabrikant)
Maximale geluidsdruk: 118dB (opgave fabrikant)
Afmetingen: 55x42x56 cm (HxBxD)
Gewicht: 34 kilo/stuk
Made in: Denemarken

Gebruikte Hardware: 

Proceed PDT-2 (Cd-loopwerk); Behringer UltraMatch SRC-2496 (herklokker, upsampler, etc.)
Bekabeling: Mogami Pure Digital (digitaal coaxiaal, AES/EBU); InAkustik (voorheen Monitor Audio) Black&White LS-1202 (luidsprekerkabel)