Vintage Review - LEAK Delta 30 versterker


Max Delissen | 20 juni 2011 | Fotografie Max Delissen | Leak

Enige tijd geleden kreeg ik van een gewaardeerde collega een mailtje of ik interesse had in een LEAK Delta 30 versterker. Gratis en voor niks welteverstaan. Nu heb ik een groot zwak voor oude Britse hifiproducten, en het duurde dus welgeteld een seconde voor ik ja zei. “Kijk maar of hij het nog doet,” had hij gezegd toen hij me enige tijd later het ding in de handen drukte, “hij staat toch maar niks te doen in mijn berging.” Vlak daarna kreeg ik van de redactie van HiFi.nl de vraag of ik nog een interessant onderwerp wist voor een review in de nieuwe Vintage rubriek die ze wilden gaan starten. Nou, toevallig wel...

LEAK werd als merknaam geregistreerd in 1934 door de Londense ingenieur Harold Joseph LEAK. Hij bouwde in de jaren dertig en veertig vooral versterkers voor PA en theaters, maar vanaf de jaren 50 produceerde het bedrijf een groot aantal uitstekende hifi-versterkers, tuners, luidsprekers, toonarmen en een platenspeler. In 1969 werd het bedrijf verkocht aan The Rank Organisation, een grote Britse entertainment-maatschappij die vandaag de dag te vergelijken zou zijn met EndeMol.



De LEAK Delta 30 die ik in de schoot geworpen kreeg is begin jaren 70 vrij kort geproduceerd, dus nadat het merk in handen was gekomen van The Rank Organisation. Dat betekende echter niet dat het een minderwaardig ontwerp was, want de Delta 30 was in feite een licht gemodificeerde versie van de in 1965 door Harold Leak ontworpen Stereo 30+. Volgens de fraaie drietalige (en driekleurig gedrukte!) handleiding die ik erbij kreeg levert de Delta 30 een continu uitgangsvermogen van 2x15 Watt aan 8 Ohm, en 2x20 Watt aan 4 Ohm. Het muziekvermogen (een vage term die ongeveer aangeeft hoeveel Watt er tijdens pieken in de muziek kan worden weergegeven) ligt op 40 respectievelijk 60 Watt. 

Je kunt de Delta 30 met de beste wil van de wereld dus geen krachtpatser noemen, maar we weten allemaal dat Wattage op zich niets zegt over de geluidskwaliteit, wat ook zou blijken tijdens de luisterperiode. Het uiterlijk verdient wel een wat uitgebreidere vermelding. In de jaren 50, 60 en 70 hadden ontwerpers de gewoonte om hifi-apparatuur een soort ‘meubilair’-credibility te geven door er houten kasten omheen te bouwen. Vandaag de dag vinden designbewuste lieden dat retro... ik vind het gewoon prachtig. 


Aansluitmogelijkheden anno 1970

Helaas heeft een vorige bezitter op enig moment de kwast ter hand genomen om het matte notenhout-bruin van de houten ombouw in ‘keurig’ glanzend zwart om te toveren. Dat past niet goed bij het donkerbruin van de plastic knoppen en de glazen strip die het aluminium front sieren. Beetje jammer, maar we moeten een gegeven paard niet in de bek kijken, nietwaar? Op het front vinden we van links naar rechts een ingangskeuze-schakelaar (twee tuners, twee platenspelers en een tape-ingang, de droom van elke jaren 70 audiofiel) een aparte tape-ingang (in vijfpolig DIN), een regelknop voor bas en hoge tonen, een balansknop en een aan/uit schakelaar die ook als volumeknop dienst doet. Daaronder vijf drukknoppen. De eerste twee schakelen respectievelijk de linker- en rechter inputs aan de achterzijde als monokanalen zodat ze met twee luidsprekers kunnen worden weergegeven; daarnaast een tape-monitor knop, een schakelbaar low-pass filter om tape-ruis te verminderen, en een knop waarmee de luidsprekers worden ingeschakeld.


Euh...een kroonsteentje? Maar dan wel weer cinchbussen.

Op de achterzijde zijn tot mijn verrassing uitsluitend RCA- oftewel cinch-inputs te vinden, maar die zijn zo dicht bij elkaar geplaatst dat een beetje moderne stekker al gauw te dik is. De LEAK Delta 30 heeft nog wel DIN luidsprekeraansluitingen met een brede platte en een dunne ronde pin voor respectievelijk min en plus aansluiting. Dit is duidelijk een model uit de overgangsperiode naar de huidige standaard. Zoals gezegd zijn er twee tuner- en twee platenspeler-aansluitingen te vinden, waarvan er steeds eentje voorzien is van een standaard-gain en eentje schakelbaar is tussen low-gain en high-gain. 

Op het eerste gezicht spreekt dat min of meer voor zich, maar bij de platenspeler-ingangen moet rekening gehouden worden met het soort element dat kan worden aangesloten. De normale input is voor MM elementen, de schakelbare input is daar in de high-gain stand ook voor geschikt, de low-gain stand moet gekozen worden als een keramisch of kristal-element wordt gebruikt die een lagere impedantie en een hogere output heeft. Ook bij de tuner is het oppassen geblazen: de ongeschakelde input is voor tuners met een output van 50 mV, de schakelbare input is in de high-gain stand ook voor 50 mV, maar in de low-gain stand voor tuners die 500 mV afgeven, net als bij de platenspelers dus...


Alles is hardwired uitgevoerd

Ik zal hier trouwens niet pretenderen dat ik verregaande kennis heb over elektronische schakelingen. Het complete schema dat destijds keurig netjes bij de versterker geleverd werd, zou wat mij betreft ook een schatkaart van kapitein Iglo kunnen zijn, maar als ik de houten ombouw voorzichtig verwijder en een blik werp in de versterker zie ik voornamelijk point-to-point aansluitingen, dus hard-wired zonder printplaten. Dat geeft vertrouwen, want zulke versterkers hebben doorgaans een veel langere levensduur dan die met uitsluitend printplaten. Vooral oudere exemplaren hebben na jaren gebruik (en aansluitend jarenlange stilstand) vaak last van verkruimelende pcb’s, met alle gevolgen van dien. 

Genoeg historie en techniek, tijd om te luisteren!

Omdat ik de Delta 30 het vuur niet al te na aan de schenen wil leggen, besluit ik om hem op mijn werkkamer aan te sluiten op mijn licht gemodificeerde Magnat Vector 1 monitorluidsprekers. Die gebruik ik al jaren, in combinatie met een Marantz PM-80mkII versterker. Ik luister er vrijwel dagelijks vele uren naar, en heb er diverse cd-producties op gemasterd. Ik kan dus wel zeggen dat ik ze ken als mijn broekzak. Niet erg retro is mijn keuze om mijn Macbook Pro inclusief Synology NAS als bron te gebruiken, en dan ook nog eens via mijn Roland 24/96 USB geluidskaart. Ik had ook de oude Dual CS16 platenspeler van mijn vader kunnen aansluiten, dan was het echt helemaal authentiek geweest, maar van dat oude beestje vertrouw ik de naald niet helemaal meer. 


Rechts de voorversterker, links de eindversterker

Waarschijnlijk heeft dezelfde vorige eigenaar die de zwarte kwast heeft gehanteerd ook de ‘modificatie’ van de luidsprekeraansluitingen uitgevoerd waarbij die lastige DIN outputs zijn overbrugd en het signaal met 2x0,75 mm2 elektriciteitssnoer via twee in de aluminium achterwand geboorde gaten uit de kast wordt geleid om te eindigen in, jawel, een kroonsteentje. Ik heb het niet verzonnen, maar eigenlijk vind ik het wel gaaf. Zo deden we dat in de jaren 70. Wisten we veel, luidsprekerkabels als apart onderdeel van een geluidsinstallatie bestonden nog niet, je deed wat praktisch was. Ik besluit hetzelfde te doen en diep uit een kast duikel ik een nieuw rolletje transparant snoer op waar ik ooit een lamp aan had willen ophangen. Ook dit spul is 2x0,75 mm2 en van standaard koper gemaakt.


Rechtsboven de trafo en de output transistoren

De Magnat luidsprekers geven een uiterst precies en kristalhelder geluidsbeeld, en zijn ongenadig als er een ‘schelle’ versterker op wordt aangesloten. De LEAK Delta 30 wordt aangezet, en met een typisch ongebufferd plopgeluid melden beide luidsprekers enigszins verontwaardigd dat ze signaal ontvangen. Het luisteren kan beginnen...


Zijn er nog dingen die hij niet lust?

Het is verleidelijk om de LEAK vanwege zijn geboortejaar op een dieet van uitsluitend jaren 70 muziek te zetten. Om diverse redenen - waar ik nu niet op zal ingaan - is dat tijdperk mijn favoriet qua voortgebrachte muziek, maar de opnamekwaliteit liet destijds nogal eens te wensen over, en het gaat er nu even om hoe de LEAK klankmatig presteert. Ik begin daarom met het album The Silent Surf van All India Radio, een onbekend bandje dat verrukkelijke luisterlounge maakt met een heerlijk ‘twangende’ blue-guitar als uitgangspunt. Chris Isaak op een tropisch eiland zeg maar...

Het eerste dat opvalt is de transparantie en snelheid die de oude LEAK tentoon spreidt. De gitaar heeft een heerlijke echo die lang hoorbaar is, en kleine details in het geluidsbeeld zijn goed te horen. Drums zijn fel, de snare (ongetwijfeld elektronisch) is pijlsnel van aanslag. Ook het laag is dik in orde. Het is behoorlijk diep, sonoor en gedifferentieerd van klank. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat niet had verwacht. Ik had een romantisch, enigszins wollig geluid verwacht met weinig detail en een nogal platte presentatie. Maar ik hoor ruimte, ik hoor keurig gedimensioneerde detaillering en ik hoor vooral muziek. Van brom of ruis is bij normale volumes geen sprake, en de LEAK heeft er, na jaren stilstand, koud aan de stroom al zin in.

Verder terug in de tijd nu, met Billie Holiday. Op haar album Songs For Distingué Lovers uit 1957 laat ze horen dat ze niet alleen de blues beheerste, maar dat ze ook heerlijke jazz te gehore kon brengen. De nogal gekunstelde pseudo-stereo opname (zo ging dat in de begindagen) is ondanks het merkwaardige geluidsbeeld erg neutraal en natuurlijk van klank, en het swingt als een trein. Het muted trompetje van Harry Edison in Day In Day Out klinkt perfect dun en geknepen, maar met een wereld van boventonen, en de gitaarsolo van Barney Kessel heeft de onderkoelde swing die ik van hem ken. De saxofoon van Ben Webster smelt op het trommelvlies, en het enigszins kelige geluid van de diva zelf maakt het plaatje compleet. Prachtige muziek, prachtige weergave.



Ik besluit om de LEAK een paar dagen aan te laten staan. Op een nogal typisch geurtje van oude elektronica na denk ik niet dat ik veel risico loop als ik dat doe, en ik ben wel eens benieuwd wat hij doet na opnieuw inspelen. De tweede sessie begint enige dagen later wel in de seventies, met het eerste album van krautrockers Satin Whale. De muziek op dit debuut is een opwindende mix van onder meer dwarsfluit, hammondorgel, meerstemmige vocale harmonieën, complexe drumpartijen en melodieus scheurende gitaarsoli. Voor de kenners, denk aan Grobschnitt of Jane met een vleugje Jethro Tull.

De LEAK zorgt ervoor dat ik de enigszins bordkartonnen geluidskwaliteit snel vergeet en al snel neem ik de luchtgitaar ter hand en probeer ik tijdens Seasons Of Life Dieter Roesberg van het podium te spelen. Ik moet oppassen dat ik de ‘luchtgitaar’ troefkaart niet te vaak uitspeel, maar het geeft voor mij wel heel duidelijk aan dat ik met een muzikaal product bezig ben. Heel veel muziek passeert de revue, en ik merk opeens dat ik verliefd ben geworden op dit versterkertje... LEAK heeft met de Delta 30 een begerenswaardige klassieker afgeleverd die, mits in goede staat, ook vandaag de dag nog heel goed meekan. 



Oké, de balans van mijn exemplaar is misschien niet helemaal in orde, hij trekt wat naar links, er zit bij nader inzien toch een klein kraakje in de volumeregelaar en de RCA aansluitingen aan de achterkant mogen wel eens schoongebikt worden, want er zit een dikke laag matte aanslag op. Maar als hij me in deze staat (en met deze meuk als bekabeling) al zo kan verrassen (de lopende baslijn in Jamie Woon’s Night Air van het album Mirrorwriting blies me bijna van mij sokken) raak ik zowel erg opgewonden als ontroerd. 

Ik ga hem een keer helemaal binnenstebuiten laten keren door een expert die hem, liefst met originele onderdelen, in topconditie terugbrengt, en dan mag hij definitief plaatsnemen in mijn tweede set op de werkkamer, zo goed vind ik hem. Vijftien Watt per kanaal aan pure muzikale magie is genoeg, geloof me...