Mendelssohn
Mendelssohn (1809-1847) -
Symphony Nr. 3 in A Minor (“The Scotch”) op. 56,
Overture “The Hebrides” (“Fingal’s Cave”) op. 26.
London Symphony Orchestra conducted by Peter Maag
De componist van deze werken - Felix Mendelssohn, kleinzoon van de Joodse denker Moses Mendelssohn - wordt op 3 februari 1809 in Hamburg geboren als zoon van een bankier. De familie bekeert zich in 1816 tot het christelijke geloof waarna de naam Bartholdy aan de achternaam toegevoegd wordt. De jonge Felix groeit op in Berlijn, studeert piano bij Ludwig Berger en theorie en compositie bij Zelter, waarna hij in 1820 zijn eerste stuk componeert. Op muzikaal gebied heeft hij talent als componist, dirigent en pianist. Vroege invloeden zijn de poezie van Goethe en de Shakespeare vertalingen van Schlegel. Latere zijn o.a. de fugale techniek van Bach, ritmes en harmonische progressies van Handel en instrumentale techniek van Beethoven. Vanaf 1825 ontwikkelt hij zijn eigen karakteristieke stijl. Aan het eind van de twintiger en het begin van de dertiger jaren van de negentiende eeuw bezoekt hij Engeland, Schotland en Italie. Op de Hebriden is hij dermate gefascineerd door het geluid van de zee dat hij de eerste noten op papier zet van wat in 1830 tot de eerste versie van ‘Fingal’s Cave’ zal leiden. Hoewel het stuk in 1832 herzien wordt, is ook in deze versie terug te horen dat de zee – die overigens een terugkerend thema vormt in de ouvertures van Mendelssohn – een overweldigende indruk gemaakt heeft. Heel anders ligt dit bij de ‘Schotse’ oftewel derde symfonie. In juli 1829 schrijft hij vanuit Edinburgh naar aanleiding van een bezoek aan ‘The Palace of Holyrood House’; “Ik denk dat ik vandaag in de kapel waar Mary tot Queen of Scotland gekroond werd het begin van mijn Schotse symfonie gevonden heb”. Toch duurt het nog tot 1842 voordat hij de 3e symfonie kan voltooien. De 4e of ‘Italiaanse’ symfonie is dan al af. Het zal dan ook niemand verwonderen dat de herinneringen aan zijn ‘rough Scotch journey’ onder invloed van nieuwe indrukken en als gevolg van het effect van de voortschrijdende tijd in eerder gepolijste vorm in het werk terug te vinden zijn. Er zit dan ook minder ‘Schots’ in de Schotse symfonie dan er ‘Italiaans’ in de Italiaanse symfonie aan te treffen is. Als dirigent ligt zijn belangrijkste periode in Leipzig waar hij van 1835 tot 1847 het Gewandhaus Orchester leidt en in 1843 het conservatorium opricht en leidt. Hij overlijdt in Leipzig op 4 november 1847.
Ook al heeft hij dan minder opnamen gemaakt; door de kwaliteit ervan heeft Maag zijn naam blijvend gevestigd. Internationaal genieten zijn Mozart uitvoeringen grote faam en de Mendelssohn interpretaties doen daar niet of nauwelijks voor onder. Maag’s interpretatie van de hier uitgevoerde werken balanceert tussen een magisch romantisch timbre en analytische objectiviteit, waarbij een onderliggende, geheel intentioneel gecreeerde, elegische stemming de sluier uitstrekt tot aan de op meeslepende wijze uitgevoerde finale. Een deel van de eer gaat naar de toenmalige chief engineer van Decca; Kenneth Wilkinson. “Wilkie” maakt in Kingsway Hall – zijn andere favoriete opnameplek is London’s Walthamstow Assembly Hall - gebruik van de beroemde ‘Decca tree’microfoonopstelling; een door Roy Wallace ontwikkeld T vormig frame met daarop drie microfoons waarvan de buitenste twee ongeveer een meter uit elkaar staan. Wilkinson werkt aanvankelijk met de directionele Neumann M-49 microfoons maar vanaf 1959 gebruikt hij de omni-directionele M-50 Neumanns. Volgens hem wordt het excellente stereo geluid bereikt door twee factoren; enerzijds pikken de omni-directionele microfoons perfect de ambiance van de Hall op en anderzijds werken de Neumanns bij de hogere frequenties wat directioneel waardoor er sprake is van een perfect ‘imaging’ zonder dat er gebruik gemaakt behoeft te worden van spot microfoons of multi-tracking. Zijn opname wordt gekenmerkt door de welhaast tastbaar aanwezige akoestische kenmerken van de opnameruimte en de rijke balans die de lage octaven volledig tot hun recht laat komen.
De originele persing heb ik nooit gehoord maar aan deze re-issue is door Speakers Corner werkelijk alle mogelijke zorg en aandacht besteed. Het originele artwork ziet er heel fraai uit. Op de hoes een foto van ‘The Pass of Killiecrankie’ met als inzet een tekening van diezelfde pas van de hand van de componist. Zelfs de binnenhoezen hebben de vertrouwde teksten waarop uit de doeken gedaan wordt wat ffss – full frequency stereophonic sound, de opvolger van ffrr – inhoudt. De tot een aantal van 1000 exemplaren gelimiteerde box ‘mit Zertifikat’ bevat vier 180 grams 45 RPM LP’s of liever gezegd halve LP’s want iedere schijf heeft slechts aan één kant een groef. Nadeel is voor de luisteraar dat hij in totaal meer handelingen moet verrichten en vaker heen en weer moet lopen tussen draaitafel en luisterplek. Daarvoor wordt hij echter beloond met een superbe geluidskwaliteit. In eerste instantie valt de grote aanwezigheid en muzikaliteit op. Direct daarna de prachtige detaillering, de – in sommige passages letterlijk overweldigende – dynamiek en vooral; het samenspel van de muziek en de opnameruimte. Deze opnamen mogen zeker niet ontbreken in de collectie van de ware liefhebber van klassieke muziek uit de eerste helft van de negentiende eeuw. En hoewel ik mijzelf niet specifiek tot deze doelgroep reken, ben ook ik niet bereid om nog zonder te leven.
Over de LP:Speakers Corner Records
Starkenbrook 4
D-24214 Gettorf
Deutschland
www.speakerscorner.de
Distributeur voor Nederland:
Technicom
Tel. 035-6237170