ARTIKEL

Versterker: de vervormingsfactor

Definitie

Vervorming is wat een versterker nog meer produceert dan een versterkte vorm van het ingangssignaal of in hoeverre het uitgangssignaal in vorm afwijkt van het ingangssignaal.
Over het algemeen wordt de term THD (Total Harmonic Distortion) gebruikt om in een soort optelsom weer te geven hoeveel er in totaal mis gaat in de betreffende versterker. Wat gebeurt er nu precies?

De ideale versterker is een rechte draad met versterking "X". Gelukkig, zou ik bijna zeggen, bestaat deze versterker niet. De taak van een versterker is om een aan de ingang aangeboden wisselspanning te versterken, zodanig dat er voldoende spanning en stroom geleverd wordt om een luidspreker adequaat aan te sturen. Hiervoor is actieve elektronica nodig en die vervormt. Altijd.

Het is een tijd lang een soort Heilige Graal geweest van versterkerfabrikanten om extreem lage vervormingscijfers te realiseren. Net als voor dempingsfactor (zie vorige artikel) bleek tegenkoppeling ook voor de vervorming wonderen te kunnen verrichten. De versterkers konden relatief eenvoudig (goedkoop te produceren!) gehouden worden en toch leveren ze indrukwekkend cijfermateriaal. In de goedkope hifi (low-fi?) sector is dit nog steeds zo. Je kunt in de winkel een minisetje van nog geen duizend gulden kopen waarvan de versterker waarschijnlijk een lager vervormingscijfer heeft dan een topklasse buizenversterker. De audiofiele luisteraar leerde inmiddels dat er meer is dan lage vervormingscijfers. Nog afgezien van dat het lichtelijk ridicuul is om een versterker te kopen die een vervormingscijfer van 0,0005% heeft en die vervolgens aan te sluiten op luidsprekers die meer dan 1% vervormen, hoeft een versterker met een vervormingscijfer van bijvoorbeeld 0,1% helemaal niet onaangenaam te klinken. Het licht er maar net aan van wat voor vervorming er sprake is.

In de categorie harmonische vervorming zijn het de tweede en derde harmonischen die de belangrijkste rol spelen. De eerste harmonische is de grondtoon, stel 1 KHz. De tweede harmonische is het dubbele hiervan, 2 KHz dus en de derde harmonische is het drievoudige, 3 KHz dus. Enige mate van tweede harmonische vervorming wordt als aangenaam ervaren, terwijl derde harmonische vervorming juist onaangenaam gevonden wordt. Ook hier moeten we dus weer een compromis sluiten in het ontwerp van een versterker tussen de rationele wens om zo min mogelijk vervorming te hebben en de subjectieve aangenaamheid van een "lekker" klinkende versterker waar een klein beetje vervorming in zit. De verleiding bestaat om buizenversterkers in deze laatste categorie onder te brengen; ik wil met nadruk stellen dat dit niet per definitie het geval is, ik ken buizenversterkers die absoluut kaal en hard klinken en transistor versterkers die warm en wollig klinken. Hier kom ik in een ander artikel nog op terug.

Wat moeten we hier nu mee?

Het beste is om een versterker thuis, op de eigen luidsprekers en met bekende muziek te beoordelen voor aanschaf. Zet eens op nadrukkelijk volume een lange CD op en ga na wat voor gevoel je na een tijdje hebt; wil je de muziek zachter of juist harder zetten? In het eerste geval is de versterker geen goede keus, in het laatste geval wel. (Afgezien van hoe zich als gevolg hiervan de verstandhouding met de buren ontwikkelt…) Als de set alleen klinkt met bepaalde CD`s of zelfs alleen met bepaalde stukken daarvan, (Moet je dit eens horen!) dan is er ook iets mis. Beter een rustige, gedetailleerd klinkende set dan louter spektakel, want dat vermoeit op den duur alleen maar. Laat je niet onder de indruk brengen van cijfers, want die zeggen betrekkelijk weinig over hoe een versterker klinkt.
In een opname studio worden hoge eisen gesteld aan accuratesse; een technicus moet dagenlang zonder een spoor van luistermoeheid kunnen werken aan muziek die hij / zij soms zelf helemaal niet mooi vindt. Een geluidstechnicus is daarom ook vaak in staat om zijn / haar smaak volledig uit te schakelen en zuiver technisch te luisteren. Elk detail moet gehoord worden en de weergave dient zo neutraal mogelijk te zijn. Toch heeft elke studiotechnicus een eigen voorkeur voor een bepaalde monitor; toch een kwestie van smaak dus. In de studio zijn actieve luidsprekers inmiddels zeer geliefd. Enerzijds is dit om praktische redenen; geen losse eindversterkers meer, anderzijds heeft het een aantal technische voordelen. Het scheidingsfilter zit voor de eindversterkers en de hoge- en lagetonenluidsprekers hebben dus allemaal hun eigen eindversterker. Daarbij komt nog de zeer korte bekabeling naar de luidsprekers wat in totaal resulteert in een extreem goede elektrische koppeling tussen versterker en luidspreker met de daarbij horende voordelen. (zie vorige artikel) In het actieve scheidingsfilter zijn vaak regelmogelijkheden opgenomen om de luidsprekers te kunnen aanpassen aan hun akoestische omgeving. In de studio wordt de apparatuur gezien als louter gereedschap, maar ook daar is de subjectieve klankbeleving een belangrijke factor. Slecht klinkende apparatuur verraad zichzelf altijd, zowel in de studio als in de huiskamer. Vervorming kan een niet in cijfers uit te drukken element van onbehaaglijkheid zijn of juist een swingend gevoel van "lekker" klinken zijn. In beide gevallen hoeft er geen enkel verband te bestaan met de vervormingscijfers van de in gebruik zijnde versterker.

Vuistregels

Vermogen zegt niets over klank, maar onderschat ook de hoeveelheid vermogen die je nodig hebt niet. Een single ended triode buizenversterker van maar enkele Watts kan fantastisch klinken en alle dynamische pieken moeiteloos ten gehore brengen op een gevoelige luidspreker maar hopeloos in de knoei raken op een vermogen "vretende" elektrostaat. Vermogen zegt weinig of niets over te bereiken luidheid, het rendement van de luidspreker speelt hier een veel grotere rol. Vind je elektrostaten mooi dan zul je op zoek moeten naar een eindversterker met een behoorlijk vermogen. Persoonlijk heb ik goede ervaringen met de Quad 606, maar wie ruimer bij kas zit kan bijvoorbeeld een Mark Levinson of een Krell overwegen.


EDITORS' CHOICE