ARTIKEL

Wat gebeurt er nu precies?

Om van een ongebalanceerd signaal een gebalanceerd signaal te maken kun je verschillende technieken toepassen. Van oudsher is er het trafo’tje. Klankmatig kun je eindeloos discussiëren of het mooi is of niet, maar als het gaat om storingsonderdrukking over lange signaalleidingen, dan is dit de beste oplossing, omdat de beide signalen volledig aardvrij zijn. Tegenwoordig wordt meestal voor een elektronische oplossing gekozen, gewoon omdat dat goedkoper is. Dat betekent dat er op de drie-polige XLR aansluiting naast massa, twee signalen present zijn die exact gelijk in amplitude zijn, maar 180 graden in fase gedraaid zijn ten opzichte van elkaar. Als je ze elektrisch bij elkaar optelt hou je niets over, als je ze van elkaar aftrekt dan hou je de dubbele signaalamplitude over. Dit is het 6 dB signaalverschil tussen gebalanceerd en ongebalanceerd. In theorie is dit allemaal heel leuk, maar in de praktijk gaat het vaak behoorlijk mis.

Klik hier voor een vergrote afbeelding

Het bereiken van een exact gelijke amplitude voor het + en – signaal is nog wel betrekkelijk eenvoudig voor de audio bandbreedte te garanderen. Het probleem begint als we willen bereiken dat de faserelatie ook voor die 20 KHz bandbreedte exact gelijk, namelijk 180 graden blijft. In de professionele audio wordt voor het gebalanceerd maken van een signaal meestal een dual op-amp gebruikt. Ook hier kun je verschillende schakelwijzen toepassen. Je kunt de ene helft van als inverterende op-amp schakelen en de andere helft als niet-inverterende op-amp. Aan de ingangen voer je het ongebalanceerde signaal toe en aan de beide uitgangen heb je twee singalen die 180 graden uit fase zijn. Wat ook wel gebeurt is dat de beide op-amp schakelingen achter elkaar gezet worden, allebei als inverterende op-amp geschakeld. Aan de uitgang van de eerste heb je dan het – signaal en aan de uitgang van de tweede het opnieuw geïnverteerde signaal oftewel het + signaal. In de eerste situatie heb je te maken met impedantieverschillen voor het + en – signaal, waardoor je impulsgedrag verschillend is. Uit klankmatig oogpunt is feitelijk de tweede schakeling nog het meest te prefereren, maar het probleem daarbij is dat je een looptijdverschil tussen de uitgangen hebt. Uit metingen heb ik geconcludeerd dat dat ongeveer 4 nanoseconden is; niet echt iets om wakker van te liggen, als het maar constant is over de hele audiobandbreedte!

Klik hier voor een vergrote afbeelding

 


EDITORS' CHOICE