ARTIKEL

Een klein wonder

Paul Geerts | 09 augustus 2010 | Fotografie Jiri Büller

Maar dat schoenfabriek Van Bommel nog altijd bestaat, mag een bescheiden wonder heten. Omdat Italiaanse bedrijven de markt overspoelden met goedkope en modieuze schoenen hadden Nederlandse schoenfabrikanten het in de jaren zestig zwaar te halen. Telde ons land begin jaren zestig nog 227 fabrikanten, nu resteert hooguit een handjevol.

Wat de kracht van het bedrijf is? Het is een vraag waar Floris van Bommel even over moet nadenken. "Dat de fabriek nog bestaat, komt vooral doordat op belangrijke momenten de juiste beslissingen zijn genomen", concludeert hij vervolgens. De recente geschiedenis hangt vooral aan zijn vader Frans, een telg van de achtste generatie in lijn die zich net in de moeilijke jaren aan de fabriekspoort meldde. Een schoenenman in hart en nieren, maar het was vooral de commerciële kant van het verhaal die hem prikkelde.

"Mijn vader is begonnen met marketing en hij heeft ervoor gekozen om verschillende lijnen te lanceren. Terwijl veel bedrijven de concurrentie vooral op prijs probeerden aan te gaan, is Van Bommel vast blijven houden aan kwaliteit. De schoenen worden nog altijd met de hand gemaakt." Daarin schuilt het voornaamste verschil met schoeisel uit Italië. “Mijn opa zei al dat een schoen in Italië gemaakt wordt in de finish, hier maken we een schoen in de productie.” Dus ziet niet alleen het uiterlijk er volgens Van Bommel gelikt uit, maar is de totale kwaliteit beter.

Het gemak waarmee de jonge zakenman over het bedrijf praat is opvallend. Samen met zijn broer Reynier (35) die inmiddels commercieel directeur is, zwaait hij de scepter over de schoenenfabriek. Van Bommel doet dat weliswaar op afstand, want hij ambieert geen leiderspositie. “Ik hoef niet zonodig directeur te zijn”, benadrukt hij. “Je kunt net zo lang promoveren totdat je op een plaats zit waar je helemaal ongelukkig wordt. Dat wil ik niet.

Zijn betrokkenheid is er niet minder om. Van Bommel verontschuldigt zich voor de verouderde kantoorruimte waarin we plaatsnemen. Gelijk heeft hij, want het verhoudt zich niet tot de eigentijdse schoenencollectie die jaarlijks op de markt verschijnt. Maar het probleem is van tijdelijke aard, want de plannen voor een nieuw kantoor liggen op de plank. Van Bommel kan niet wachten tot het moment dat hij zijn kantoor zonder direct daglicht kan inruilen voor een eigentijdse werkplek die beter past bij de collectie.

Deze bestaat onder meer uit een lijn die onder zijn naam op de markt verschijnt. In vergelijking met de Van Bommel-collectie is die wat modieuzer, sportiever. En gedurfder. Geregeld probeert hij de grenzen op te zoeken van wat wel en wat niet kan. “Ik wil zo los mogelijk met het ontwerpen omgaan. Dat is een uitdaging. Als je vrij van geest bent, kun je rare ideeën kwijt.” Zijn vader gaf hem daartoe de ruimte. “Ik wist nooit wat ik wilde worden, ik wist wel dat ik creatief was. Natuurlijk heb ik een vliegende start gemaakt, maar ik kan er wel mijn ei in kwijt.

Dat was een kleine tien jaar geleden nog maar de vraag. Van Bommel gaf zichzelf vijf jaar om een passende plaats binnen het bedrijf te vinden. Als onwetende leerling toog hij naar Londen, Parijs, Milaan en München waar hij onder meer leerde ontwerpen, stikken en leerlooien. Na vijf jaar constateerde Van Bommel dat het vak hem lag, dat hij niet snel ergens anders dergelijke mogelijkheden zou krijgen. “Ik ben er altijd bang voor dat ik kansen misloop, dat ik dingen niet geprobeerd heb. Dat knaagt aan me. Aan de andere kant ben ik lui. Soms moet ik mezelf onder de kont trappen, juist omdat ik bang ben dingen te missen.

 


EDITORS' CHOICE