Live

Ruud Jonker | 20 mei 2014 | ASW Lautsprecher

Indrukwekkend
Deze ASW, met een rendement van 90 dB, presteert het beste met een versterker die een behoorlijk vermogen kan leveren en een flinke controle uitoefent. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met de opbouw van het filter. Deze ASW heeft (kennelijk complex opgebouwde) 18 dB-filters. De uiteindelijk ingezette eindversterkers vielen in de vermogensklasse die reikt van 100 tot 1200 Watt. Wat dan opvalt, is de enorme kracht en drive die deze ASW in het lagere frequentiegebied kan ontwikkelen. Ook gaat het laag erg diep. Daarbij is de amplitude (het volume) van het laag in goede balans met de rest van het spectrum. In principe komen de meeste luidsprekers (af fabriek) met een volledig lineaire frequentiecurve. Die wordt alleen aangetast door de woonkamer en door de plaatsing. Een goede plaatsing maakt dat de curve zo recht mogelijk blijft. Als dat niet lukt, gaat het in de richting van een verbouwing of verhuizing. De prestatie in het laag is indrukwekkend. Dat komt goed naar voren tijdens het beluisteren van de vijf preludes (opus 23 en opus 32) van Rachmaninoff, uitgevoerd door Conrad Tao (recent in Music Emotion besproken EMI 9 34476 2 1). De lagere registers van de vleugel worden hier zeer indrukwekkend gepresenteerd. Niet alleen dynamisch, maar ook klankmatig. Wat de linkerhand hier doet, zet deze weergever met een enorme gecontroleerde akoestische power neer, waarbij de balans met de rest van het frequentiespectrum nadrukkelijk behouden blijft. Het komt in de buurt van wat een echte vleugel doet, althans met betrekking tot de illusie. Het Steinway/Lyngdorf D-systeem doet dat veel realistischer, maar dat is een van de beste systemen van dit moment. Wat in deze sessie verder opvalt, is het subtiele klankverschil tussen de tweeter (met keramische coating) en de beide mid/laag drivers. Het hoog klinkt, met een mooie term, wat ‘witter’ oftewel koeler, maar wel enorm zuiver. De lagere frequenties klinken iets warmer en ‘rijker’. Daarmee gaat natuurlijk weer een populaire beerput open, want de discussies en meningen over luidsprekersystemen met drivers van verschillende gender zijn niet van de lucht. Electrostaten gecombineerd met dynamisch laag, ribbons die vreemdgaan, samenlevingsvormen tussen magnetostaten en ribbons, gasplasma tweeters die rondlonken en hoorns met scabreuze plannen. Er wordt dan bericht over ‘snelheidsverschillen’, klankverschillen, dynamiekverschillen en verschillen in detaillering.

Als je dan het eindresultaat beluistert, is het vaak nog of je een steen opeet. Voor het gemak wordt vergeten dat het bij ‘real-life’ luidsprekers om implementaties gaat van de theorie. Het is best mogelijk (en lastig) om luidsprekersystemen te bouwen met verschillende typen drivers, als het implementatie-ontwerp maar klopt. Dan kan zelfs het vermeende snelheidsverschil tussen een ribbon en grote dynamische laagdriver worden opgelost. Hoewel in eerdere reviews wel eens werd beschreven dat kleinere woofers ‘sneller’ zijn, is dat in de praktijk weliswaar vaak het geval, maar als algemene wetmatigheid mag dat niet zonder meer beweerd worden. Als grotere woofers ‘minder snel’ zijn, deugt het ontwerp niet. Beter geformuleerd: er is enig theo-retisch steekhoudend bewijs dat het transiëntgedrag afhankelijk is van de inductie van de spreekspoel en niet van de massa of de diameter van de conus. Het is namelijk, met wat brugklas rekenwerk, uit de tweede wet van Newton (relatie tussen kracht, massa en acceleratie) af te leiden dat de verandering in acceleratie van een driver alleen afhankelijk is van de stroom door de driver. Die relatie volgt door wat constante factoren uit de wiskundige formule te gooien.

Keramische drivers
Wat valt er nog te zeggen over keramische drivers? Wel, dat er niet zonder meer beweerd mag worden dat deze een heel ‘eigen’ en hoorbare signatuur hebben. Er zijn weliswaar ontwerpen met keramische drivers die klinken als een scheermes, maar ook luidsprekers waar dat allemaal niet te horen is en er een goede klankmatige integratie is tussen drivers. Voor wat er dan nog overblijft aan ‘herkenbaar karakter’ zorgt het subtiel manoeuvreren met de match tussen de luidsprekers en de versterkers, dat het laatste verschil ook weggewerkt wordt. Wie daar verder over nadenkt begrijpt ook dat dit eigenlijk een zinloze discussie is. Elke luidspreker heeft hoe dan ook een ‘herkenbare’ signatuur. Zelfs elektrostaten, al was het maar door hun (waarneembare) gebrek aan dynamische mogelijkheden. Na de tweede luistersessie met de Genius 310 was de uitdaging om het subtiele klankverschil nog verder weg te poetsen en het hele systeem net even (nog) subtieler te doen klinken. Dat heeft allemaal te maken met de keuze van versterkers. Het is trouwens een intrigerende vraag waarom ASW een keramische driver inzet. Daar zijn overigens goede redenen voor.

Live muziek
De bedoeling van een high-end systeem is dat er een niet vrijblijvende prestatie wordt neergezet. Iets waar niet aan voorbijgegaan kan worden. De luisteraar dient dus geraakt te worden en in de richting van de muziek te worden gezogen. Een goed systeem klinkt ook ‘live’. Ons gehoor is genadeloos in staat om het verschil te herkennen tussen door luidsprekers weergegeven muziek en echte instrumenten. Volgens Linkwitz wordt die live-ervaring onder andere bepaald door de power response (die bij veel luidsprekers ten onrechte afloopt in de richting van hogere frequenties) en door de verspreiding van geluid in alle richtingen, zijnde een verschil met luidsprekers die dat veel minder doen. Volgens Linkwitz speelt ook de aanvankelijke transiënt-snelheid (start up transiënt response) minder een rol dan het langzame uitsterven van transiënts. Dat laatste verschijnsel wordt bepaald door energy storage in het hele weergave systeem. Ons gehoor herkent zulke ‘geluiden’ als typisch zijnde voor luidsprekers. Bij live-geluid ontbreekt dat namelijk helemaal. Ook is realisme niet volledig op het conto van dynamiek te schrijven. Luide dynamische passages in luidsprekers veroorzaken door intermodulatie-vervorming nieuwe spectrale componenten, die helemaal niet aanwezig zijn in live-muziek. Gewapend met bovenstaande kennis is het interessant om te ontdekken in hoeverre deze ASW’s  ‘live’ kunnen klinken. Er komen uit onder andere het verhaal van Linkwitz logisch een aantal eisen voort die zorgen voor die live-beleving.


EDITORS' CHOICE