NIEUWS

Jouw loopbaan?

Ruud Jonker | 11 november 2015

“Mijn roots liggen in Amerika en op mijn 18e jaar kreeg ik de kans om in een orkest te spelen in Zwitserland. Daarvoor studeerde ik aan het Oberlin Conservatory in Amerika. Toen ze mij in Zwitserland vroegen te blijven om daar te werken en te spelen vond ik dat leuker dan terug te keren naar het conservatorium in Amerika. Ik ben anderhalf jaar gebleven, maar de Zwitserse meisjes wilden niks met Amerikaanse jongens te maken hebben, dus ik dacht: ik moet hier weg. Eerder had ik een schnabbel gedaan met Adriaan van Woudenberg, destijds de eerste hoornist van het Concertgebouw (zelf ben ik ook hoornist) en die vroeg of ik naar Nederland zou willen komen. In Amsterdam heb ik toen het conservatorium afgemaakt én een Nederlands meisje ontmoet. Alleen maar in een orkest op een hoorn spelen was het niet helemaal voor mij. Ik woonde inmiddels in de Kanaalstraat in Amsterdam, waar de naam voor mijn label ‘Channel Classics’ is ontstaan. Op de zolderverdieping was een groot atelier dat ooit gebruikt werd om schilderijen te restaureren. Ik repeteerde er met mijn ensembles en we begonnen huisconcerten te organiseren. Steeds meer muzikanten kwamen er repeteren en concerten geven. In Amerika werkte ik bij de radiozender van de universiteit en luisterde ik veel naar muziek. Daar is denk ik mijn interesse voor het maken van opnames begonnen. In 1983 kocht ik mijn eerste microfoons. Na een tijdje stonden er op diezelfde zolder een Tascam met DBX ruisonderdrukking en twee AKG’s. Met een pvc-buisje maakte ik galm. Zo werden de huisconcerten opgenomen en de muzikanten kregen als dank een opname van het concert.

Ik begon het opnemen steeds leuker te vinden en tussen 1983 en 1985 bouwde ik dat verder uit. Bij TransTec kocht ik Nakamichi cassetterecorders. Met twintig van die machines werden kopies gemaakt van de demo opnames die ik begon te maken. De slaapkamer veranderde in een control room en al snel kwam de vraag om een professionele opname te maken. In 1985 begon Sony met de F1, wat de eerste digitale machine was. Deze was eigenlijk bedoeld voor de consument, maar het was een perfecte machine voor mijn doeleinden. Er werden Betamaxen gebruikt en het Engelse bedrijf HHB maakte software om met die machines te kunnen monteren. Dat was in 16bit/44/48kHz. Je kon in die tijd geen crossfade maken, maar HHB bouwde een kastje waarmee dat kon. Het kostte tienduizend gulden en ik had een banklening nodig om het te kunnen kopen. Het werd steeds drukker. Vervolgens ging ik naar alle studio’s in Nederland en vroeg om een intentieverklaring. Als ik een echt professioneel Sony-systeem zou kopen, dan wilde ik voor de studio’s de mastering kunnen doen.
In 1987 kocht ik voor 180.000 gulden het 1610 opname en editing systeem, later de 1630 en de PQ-code editor. In 1988 zat ik in de Kanaalstraat alles voor EMI Records Nederland te doen. Zij stuurden opnamen naar mij en ik maakte de master voor de CD’s. Onder andere Disky hoorde tot de klanten, maar ik gebruikte de apparatuur natuurlijk ook voor mijn eigen opnamen. Het bedrijf groeide en in 1989 had ik grotere werkruimte gevonden en 24 man in dienst. Er waren twee studio’s en drie shifts per dag. Er kwamen in die tijd al veel verzoeken om opnamen te maken, ook voor projecten waar ik eigenlijk geen zin in had. Ik wilde het liefst mijn eigen label beginnen, met muzikanten waar ik mee op kon bouwen. In 1990 begon ik met Channel Classics Records. Het was vallen en opstaan. Er waren in die tijd veel mensen bij mij in dienst, waaronder ook Bert van der Wolf (Turtle Records) en Tom Peters (Cobra). Toen de markt voor mastering minder werd - iedereen kon dat op een gegeven moment gewoon thuis doen - heb ik uiteindelijk de Amsterdamse studio verkocht. Met het label ging ik verder, Channel Classics Records bestaat nu vijfentwintig jaar en er staan bijna vierhonderd opnames in de catalogus. Philips vroeg mij in 2001 om DSD verder te helpen ontwikkelen en te implementeren. Via Hein Dekker (Philips) ben ik binnengekomen bij het Budapest Festival Orkest. Met hen werk ik nu al zo’n veertien jaar. Net zoals eerder met de Sony Editor, ga ik me DSD helemaal eigen maken. Ik heb geprobeerd om andere labels ook zover te krijgen, want DSD biedt meer emotie en je hebt veel meer het gevoel dat je deel uitmaakt van het proces. Dat heb ik persoonlijk niet met PCM. Ik heb altijd de beste technologie willen gebruiken die voorhanden is. Misschien is er volgende week wel weer iets beters.”

Van Meridian?
“Tja, daar kunnen we ook een lange discussie over hebben, maar voor mij staat DSD nog steeds in de kinderschoenen. Het blijft verbeteren, maar het menselijk oor heeft grenzen. Feitelijk is de afstand tussen je oren en de luidsprekers het grootste probleem. Met hoofdtelefoons verminder je dat, maar met zo’n ding de hele dag op je hoofd, daar word je ook niet blij van. Bij cone-systemen heb ik ook mijn vragen. Ik heb liever een hele goede elektrostaat. Het geeft veel meer leven en diepte.”

Verschillen tussen al die digitale standaarden?
“Het DSD signaal produceert geluid dat los komt van de luidspreker. Het is geen blok met geluid en dat is wat ik meteen hoor. Dat is het fundamentele verschil tussen PCM en DSD.”

Tijdsgedrag?
“Ja, dat is het zeker. Maar goed, tijdsgedrag is ook een beetje vaag. In dit geval is het geluid los en het dynamiekbereik groter. Aan de opnamekant kun je met DSD veel dichter bij de sound source, komen zonder dat je het gevoel hebt dat het in je gezicht is. Neem een opname van Deutsche Grammophone, dat is allemaal heel mooi en prachtig, maar achter die opnames steekt een bepaalde filosofie voor de grote massa. En ik wil de emotie in mijn opnamen horen. De juiste verhouding tussen het directe geluid en de ruimte daaromheen. Het gevoel dat je hebt op de vijfde rij en niet dat op de twintigste. Daar helpt DSD bij. Ook kun je met multichannel veel doen. Bij popmuziek sturen ze de mixdown helemaal naar eigen smaak.”

Maar, dat is een creatief proces an sich.
“Voor ons is het heel strak. In een multichannel opname moet er een balans zijn tussen het directe geluid en de ruimtelijkheid. Multichannel is de ‘icing on the cake’. De extra emotie krijg je door die ruimte. Maar tegelijkertijd moet ook de stereomix goed klinken.” 


EDITORS' CHOICE