REVIEW

Eddie Henderson

Jan de Jeu | 20 juli 2003

Eddie Henderson - So What

Eddie Henderson - So WhatEddie Henderson groeit op in een New Yorks Showbiz milieu. Zijn moeder vormt samen met haar tweelingzus de `Brown Twins’, zit in de originele Cotton Club Revue in Harlem en is de danspartner van Bill (Bojangles) Robinson. Zijn vader leidt een groep genaamd ‘The Charioteers’ en het echtpaar kan beroemdheden als Louis Armstrong, Duke Ellington en Fats Waller tot hun vriendenkring rekenen. Aanvankelijk wil Eddie klarinet leren spelen maar wanneer dit op zijn school niet mogelijk blijkt te zijn kiest hij voor het instrument waar ook de broer van zijn moeder op speelt; de trompet. Na het overlijden van Eddie’s vader hertrouwt zijn moeder met  een arts uit San Francisco. Deze arts rekent meerdere artiesten tot zijn patientenkring, waaronder Miles Davis die, iedere keer wanneer hij op moet treden in de fameuze ‘Blackhawk’ club, bij zijn arts logeert. Wanneer hij 18 jaar oud is wordt Eddie door Miles meegenomen naar een concert waar hij Miles tezamen met John Coltrane, Cannonball Adderley, Philly Joe Jones, Paul Chambers en Wynton Kelly hoort en ziet spelen. Hij beluistert thuis de fameuze LP’s ‘Kind of Blue’ en ‘Sketches of Spain’ en rust niet voordat hij ze noot voor noot na kan spelen. Wanneer Davis weer een keer blijft logeren en Eddie zijn kunnen demonstreert wordt hij zich door een opmerking van de grootste trompettist aller tijden bewust dat hij zijn eigen klank zal moeten zien te vinden.

Vanaf dat moment verloopt zijn leven langs twee lijnen. Enerzijds richt hij zich, onder invloed van zijn stiefvader, op een carrière in de geneeskunde en bouwt hij anderzijds, onder invloed van ‘The Prince of Darkness’, aan een loopbaan in de muziek. De medicijnstudie voert hem achtereenvolgens naar de University of California en Howard University, gevolgd door een specialisatie in psychiatrie. In diezelfde tijd volgt hij lessen aan het San Francisco Conservatory of Music. Later gaat hij spelen bij Herbie Hancock en Art Blakey. In zijn stijl van spelen blijft de invloed van Miles onmiskenbaar. In de zeventiger jaren leidt hij een rock georienteerde groep waarna hij in de negentiger jaren terugkeert naar akoestische hard bop.

Het album is op 13 en 14 maart 2002 in de New Yorkse Avatar Studio opgenomen (DSD) op een wijze die doet denken aan de Amerikaanse jazz opnames uit de vijftiger en zestiger jaren; producer ‘88’ Itoh laat de band gewoon lopen en maakt geen gebruik van overdubs. Het resultaat is een mooi opgenomen ‘All Star Tribute’ aan de man die zo’n grote invloed gehad heeft op Eddie Henderson; Miles Davis. Eddie bespeelt hier trompet en flügelhorn – beiden van het prachtige Franse merk Selmer - in gezelschap van tenor saxofonist Bob Berg, - die zelf ooit deel uitmaakte van Miles Davis’ band en kort na de opname van deze CD tragisch verongelukte – pianist David Kikoski, bassist Ed Howard en de beide drummers Billy Hart (te horen in de nummers 1,5,8 en 9) en Victor Lewis. (in 2,3,4,6 en 7)

Het eerste nummer refereert aan Miles’ bijnaam ‘Prince of Darkness’ en wordt op een unieke wijze gepresenteerd; als een soort prelude voor de rest van de CD. Er wordt een aanzet
gegeven tot de melodie zonder dat deze ook echt begint of zich verder ontwikkelt. Het zet de toon voor een CD waarop elk nummer in de Henderson stijl net even anders klinkt dan de voor velen zo vertrouwde Miles uitvoering. ‘On Green Dolphin Street’, door Eddie gespeeld met gebruikmaking van een Harmon mute, wordt daarmee een rustiger nummer dan verwacht. In ‘Footprints’ valt de sterke melodische lijn op. Excelleren doet Henderson voor mijn gevoel nog het meest in ‘Well, you needn’t’. Ook al zal ik als echte Miles Davis fan de uitspraak niet over mijn lippen krijgen dat ik deze uitvoering prefereer boven die van de meester zelf. ‘So What’ en ‘All Blues’ komen voor op het mijns inziens mooiste en meest invloedrijke jazz album aller tijden - ‘Kind of Blue’ - en ik vind het moedig dat ervoor gekozen is om ze deel uit te laten maken van deze selectie. Waardering heb ik vervolgens voor de manier waarop deze twee Davis composities uitgevoerd worden waarbij mij met name de baspartij in het titelnummer opvalt. ‘Old Folks’ laat een fraaie drumsolo van Victor Lewis horen. In ‘Someday My Prince Will Come’ harmonieren piano en trompet heerlijk met elkaar. ‘Round Midnight’ kom ik de laatste tijd op iedere CD tegen die ik recenseer. Het blijft natuurlijk ook een mooi, in deze uitvoering rustig, nummer en het kwintet bewijst hier andermaal haar klasse. Uiteraard een album voor de Eddie Henderson fan, maar veeleer nog een album voor de Miles liefhebber die de onsterfelijke uitvoeringen uit zijn collectie eens af wil zetten tegen interpretaties van deze nummers – stammend uit zowel de cool als de bebop en hard bop – die telkens opnieuw vertrouwd lijken om vervolgens toch weer verrassend anders te klinken.

Over de CD:
Eddie Henderson
So What
Eighty-Eights / Columbia 510887 2
www.columbiarecords.com

EDITORS' CHOICE