ARTIKEL

De geschiedenis van de Aspect Ratio

Patrick van den Bergh | 19 mei 2004

De geschiedenis van de aspect ratio

Alhoewel de allereerste vorm van beeldprojectie al in de 17de eeuw het levenslicht zag in de vorm van de ‘magische lantaarn’, was het nog even wachten totdat de grondbeginselen werden gelegd voor opname en weergave van bewegende beelden in 1880, door Thomas Alva Edison en zijn assistent William Kennedy Laurie Dickson. Een grappig detail in deze ontwikkeling is het gegeven dat de Brit Eadweard Mubridge in zijn experimenten om middels fotografie bewegende beelden te creëren (nog vóór Edison), telkens uitging van een opstelling met 24 fotocamera’s. De 24 beelden legden de beweging van paarden vast, een geliefd onderwerp van de Brit. Het getal 24 zien we tot op de dag van vandaag nog altijd terug in het aantal ‘frames’ (beelden) waaruit 1 seconde film is opgebouwd, namelijk 24 frames/seconde!

In de vorm van de Kinetoscope was in 1891 de ‘Motion Picture’ geboren. Het duurde echter nog een kleine 3 jaar voordat de Kinetoscope commercieel een succes begon te worden. Dit was op 14 April 1894 om precies te zijn, toen de gebroeders Holland op Broadway, New York de allereerste bioscoop openden: de Kinetoscope Parlor. Een nieuwe vorm van entertainment was geboren en meerdere Kinetoscope Parlor’s opende al snel verspreid over geheel Verenigde Staten.


Aspect Ratio
Thomas Edison met een van de eerste kinetoscope projectoren.

Al in 1869 werd celluloid door John Wesley Hyatt ontwikkeld. Dit materiaal zou al snel aan de basis staan van de eerste fotografische films. De 35mm film was en is het meest gebruikt door filmmakers. Dit formaat heeft van origine een aspect ratio van 1.37:1 en bevatte destijds geen geluidsspoor. Edison en Dickson waren echter al vanaf het begin gefascineerd om geluid samen met het beeld vast te leggen. De eerste paar jaren waren beeld- en geluid nog niet samengevoegd: de film en een aparte fonogram, waarop het betreffende bijbehorende geluid stond opgenomen, waren gescheiden van elkaar. Vanaf ongeveer 1930 begint daar echter langzaam verandering in te komen en wordt een stuk van de 35mm celluloid gebruikt om een optisch geluidsspoor toe te voegen: op dit spoor staat het geluid optisch opgeslagen. Vanaf dan is de aspect ratio van 1.33:1 geboren, het formaat dat al snel wordt uitgeroepen tot de wereldwijde standaard door de ‘Academy of Motion Pictures Arts and Science’ en vanaf dan officieel door het leven gaat als de ’Academy Standard’. Alle films werden vanaf toen met dit formaat opgenomen en geprojecteerd.

Begin jaren ‘50 was de opmars van de televisie in volle gang en het was aan de’ National Television Standards Committee’ (NTSC) om een standaard aspect ratio voor de televisie te gaan kiezen. Aangezien het 1.33:1 formaat al een tijd als geldende norm binnen de filmindustrie gold, was het niet meer dan logisch dat ook de NTSC deze ‘Academy Standard’ zou gaan aanhouden als het standaard formaat voor televisietoestellen, televisieopnames en televisie-uitzendingen. De bevindingen van de ‘National Television Standards Committee’ wat betreft aspect ratio werden later overgenomen door het PAL-committee en zodoende was het 4x3 televisietoestel wereldwijd een feit.

De komst van het televisietoestel bracht een behoorlijke economische schade toe aan de filmmaatschappijen, die de bezoekersaantallen van de bioscopen fors terug zagen lopen. Blijkbaar had de bioscoop naast het grotere scherm niet veel meer te bieden dan het televisietoestel thuis met dezelfde aspect ratio. Al rond 1920 waren diverse filmmaatschappijen aan het experimenteren met het ‘widescreen’ principe, waarbij een panoramische view de cinematografie van de film meer mogelijkheden en artistieke vrijheden boodt dan het ‘smalle’ 1.33:1 formaat dat tot dan toe werd gehanteerd. De opmars van de televisietoestellen in de huiskamer begin jaren ‘50 heeft de diverse maatschappijen zoals ‘20th Century Fox’ het vuur aan de schenen gelegd. Om de bezoekers opnieuw de bioscopen in te krijgen, was een verandering nodig: iets wat de mensen thuis niet konden krijgen. Zodoende werd ‘CinemaScope’ geïntroduceerd. Vanaf 1953 begonnen de eerste films met een widescreen aspect ratio te verschijnen en hun aantallen groeiden sterk. Het duurde niet lang meer of wide screen met al zijn verschillende aspect ratio’s werd een standaard in de wereld van de ‘motion picture’.


EDITORS' CHOICE