ARTIKEL

Mark King - Level 42

Dieter van den Bergh | 14 september 2006

Op 11 september verschijnt Retroglide, het eerste album van Level 42 in twaalf jaar. De groep is weer bij elkaar in de ‘klassieke’ line-up met zanger/bassist Mark King, toetsenist Mike Lindup en studiodrummer Gary Husband. Oud-gitarist Boon Gould schreef de teksten. In november doet de band een Nederlandse minitournee. In deel 5 van De Muziekbeleving van… sprak HiFi.nl met de legendarische superbassist Mark King (48), die Retroglide componeerde en opnam in zijn homestudio op het eiland Wight, gesteund door zijn Nederlandse vrouw Ria en vier kinderen. “Ik ben een slecht rolmodel”

“Muziek is het enige wat ik altijd wilde doen. Ik zie nu bij mijn kinderen dat ze niet precies weten wat ze willen, dat moet beangstigend zijn. Ik heb dat nooit gehad. Toen ik negen was kreeg ik mijn eerste drumkit, toen ik elf was speelde ik drie avonden in de week in pubs en verdiende ik al goed geld. Toen ik vijftien was werkte ik zes avonden. Ik ben altijd geobsedeerd geweest door muziek. Op mijn achtste kocht ik mijn eerste album: Live Cream. Cream was mijn eerste liefde. Daarna kocht ik het dubbelalbum Wheels of fire. ‘Amazing stuff’. Vervolgens ontdekte ik Buddy Rich. Iemand gaf me die plaat. ‘Als je van drums houdt, moet je dit eens luisteren’, zei hij. Een openbaring. Ik heb hem nog eens ontmoet in Ronnie Scotts in Londen. Great. En toen kwam Hendrix. Eigenlijk ‘the usual uspects’ voor iemand die eind jaren zestig opgroeit in Engeland.”


Eiland

“Wight is een prachtige plek om op te groeien. Mijn vader werkte in de gevangenis, dat was mijn eerste podium. Er waren zo’n driehonderd gevangenismedewerkers, die woonden allemaal met hun families op een estate. Ze kwamen uit Schotland, Wales, Newcastle, Manchester, Liverpool, Londen. Veel van die ‘lads’ speelden in bandjes. Op mijn negende begon ik een beetje mee te spelen. Er waren veel plekken om op te treden. Hotels, bars, restaurants, nachtclubs, vooral voor toeristen allemaal. Er was nóg een goed ding van opgroeien op het eiland: muzikanten zijn behoorlijk competitiegericht. Op een eiland is die drang nog veel erger. Iedereen wil de beste van het eiland zijn.” 


Concerten

“Ik ging als tiener nauwelijks naar concerten. Was namelijk niet eenvoudig. Je kon moeilijk naar het ‘main land’. Ik kan me herinneren dat ik in 1974 het Mahavishnu Orchestra heb gezien, in Guilford. Het concert begon om half negen, om half tien moest ik weg om de laatste ferry te halen. Dan had je nog geluk dat het concert vroeg begon. Er kwamen niet veel artiesten naar Wight. Je had natuurlijk de grote Island of Wight Festivals in ‘68, ‘69 en ’70 met alle grote namen, maar de locals haatten die festivals, ze wilden niet nog meer popartiesten op hun eiland. Ik was nog te jong voor de festivals, maar het maakte wel indruk, je kreeg het gevoel dat je op een plek woonde die muzikaal belangrijk was.”


De bas

“Het was gewoon geluk dat ik met de bas begon. Toen de band begon eind jaren zeventig, waren we wat aan het kloten op de muziekschool van Guilford, waar Mike Lindup student was. We wisselden de hele tijd van instrumenten. Tijdens een van de repetities kwam producer Andy Sojka binnen. Eén song viel hem op, eentje waarop ik de bas speelde. Dat was Love meeting love, helemaal geen ‘slapding’, meer een jazzy funkriff. Hij zei ‘als jullie iemand vinden die het kan zingen, neem ik het op als single’. Dus begon ik ook maar te zingen. Het werd onze eerste single, de koers was gezet. We hadden ook meteen een publiek, al waren we nog complete groentjes.”


EDITORS' CHOICE